ECLI:NL:RVS:2013:369

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201305456/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • P.A.M.J. Graat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de minister van Justitie. De aanvraag werd op 13 juli 2010 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank 's-Gravenhage, die op 22 december 2010 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State heeft geoordeeld dat dit hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de vreemdeling op 19 januari 2011 een fax heeft verzonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak, maar deze fax bleek blanco te zijn en bevatte enkel de naam en het faxnummer van de verzender. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vreemdeling geen geldig hogerberoepschrift heeft ingediend, omdat de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift op 19 januari 2011 is geëindigd. De vreemdeling heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat hij in verzuim is geweest.

De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.

Uitspraak

201305456/1/V4.
Datum uitspraak: 12 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 22 december 2010 in zaak nr. 10/24902 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2010 heeft de minister van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 22 december 2010 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken.
2. De vreemdeling heeft bij brief binnengekomen op 6 mei 2013 gesteld dat hij op 19 januari 2011 hoger beroep heeft ingesteld en dat hij daarover nog niets van de Afdeling heeft vernomen. Daarbij heeft de vreemdeling een hogerberoepschrift gedagtekend op 19 januari 2011 en een faxjournaal gevoegd. Uit dat faxjournaal blijkt dat op 19 januari 2011 om 23.44 uur een fax aan de Afdeling is verzonden.
De aangevallen uitspraak is verzonden op 22 december 2010, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 19 januari 2011 is geëindigd. Uit onderzoek is gebleken dat op 19 januari 2011 om 23.44 uur bij de Raad van State een blanco fax is binnengekomen die slechts naam en faxnummer van de verzender bevat.
De vreemdeling heeft aldus geen hogerberoepschrift ingediend. Bij verzending per fax draagt de afzender in beginsel het risico van de verzending. De gevolgen van de mislukte poging tot verzending komen voor rekening van de vreemdeling. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld in verband waarmee redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vreemdeling in verzuim is geweest.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Graat
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2013
307-796