ECLI:NL:RVS:2013:2679
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- A.W.M. Bijloos
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 11 februari 2013 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 8 oktober 2013 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 19 december 2013 geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het instellen van hoger beroep was vastgesteld op één week na verzending van de uitspraak van de rechtbank, die op 8 oktober 2013 was verzonden. Dit betekende dat de termijn op 15 oktober 2013 eindigde. Het hogerberoepschrift was echter pas op 29 oktober 2013 bij de Raad van State ingekomen, wat leidde tot de conclusie dat de vreemdeling in verzuim was.
De Raad van State overwoog echter dat de rechtbank in haar begeleidende brief een termijn van vier weken had vermeld voor het instellen van hoger beroep. De Raad oordeelde dat de vreemdeling op deze mededeling mocht vertrouwen, wat betekende dat hij niet in verzuim was. Desondanks werd het hoger beroep ongegrond verklaard, omdat de aangevoerde gronden niet leidden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.