ECLI:NL:RVS:2013:21

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201203365/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tegen uitspraak rechtbank 's-Gravenhage inzake vergoeding kosten reactie Bureau Land en Taal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 13 maart 2012. De rechtbank had het beroep van een vreemdeling gegrond verklaard en het COa opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling voor vergoeding van kosten voor het laten opstellen van een reactie op een weerwoord van Bureau Land en Taal. Het COa had deze aanvraag eerder afgewezen op basis van artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De vreemdeling had in zijn aanvraag verzocht om vergoeding van de kosten voor de opstelling van deze reactie, maar het COa weigerde dit omdat het niet in staat was om de onafhankelijkheid en deskundigheid van de opsteller van de reactie te verifiëren.

In het hoger beroep klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa niet vooraf de onafhankelijkheid en deskundigheid van de opsteller hoeft te verifiëren. Het COa stelt dat het ingevolge de Rva 2005 bevoegd is om deze verificatie uit te voeren voordat het tot vergoeding van kosten overgaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de grief van het COa slaagt. De rechtbank had niet onderkend dat het COa de mogelijkheid heeft om voorafgaand aan de beslissing te verifiëren of de opsteller van de reactie onafhankelijk en deskundig is.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het inleidende beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Dit betekent dat het COa niet verplicht is om de kosten voor de opstelling van de reactie te vergoeden, omdat het COa niet in staat was om de vereiste verificatie uit te voeren. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2013 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201203365/1/V1.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 13 maart 2012 in zaak nr. 11/33940 in het geding tussen:
[vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2011 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) de kosten voor het laten opstellen van een reactie op een weerwoord van Bureau Land en Taal (hierna: de reactie) te vergoeden, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 13 maart 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het COa klaagt in de enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2010 in zaak nr. 201002786/1/V1 niet volgt dat het COa de onafhankelijkheid en deskundigheid van de opsteller van de reactie voorafgaand aan het besluit moet kunnen verifiëren en dat geen grond bestaat om reeds op voorhand aan die onafhankelijkheid en deskundigheid te twijfelen. Het COa voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het ingevolge artikel 17, derde en vierde lid, van de Rva 2005 bevoegd is vooraf te verifiëren of de opsteller van de reactie onafhankelijk en deskundig is.
1.1. Ingevolge artikel 17, derde lid, van de Rva 2005 betaalt het COa buitengewone kosten slechts voor zover het de asielzoeker vooraf toestemming heeft verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.
Ingevolge het vierde lid verleent het COa de toestemming, bedoeld in het derde lid, uitsluitend indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.
1.2. Het COa heeft de vreemdeling bij brief van 17 juni 2011 verzocht om de identiteitsgegevens van de opsteller van de reactie, desnoods onder geheimhouding, door De Taalstudio aan het COa kenbaar te laten maken.
In reactie hierop heeft de vreemdeling op 30 juni 2011 een brief van De Taalstudio van 28 juni 2011 ingestuurd waarin hij heeft laten weten niet bereid te zijn de gevraagde informatie aan het COa te verstrekken omdat het COa geen sluitend protocol heeft voor het vertrouwelijk verstrekken van gegevens.
In het besluit van 14 oktober 2011 heeft het COa zich op het standpunt gesteld dat het niet vooraf heeft kunnen verifiëren of de door de vreemdeling door tussenkomst van De Taalstudio in te schakelen opsteller van de reactie onafhankelijk en deskundig is en dat het daarom de kosten niet vergoedt.
1.3. Uit 1.2. volgt dat het COa de vreemdeling in de gelegenheid heeft gesteld om ervoor zorg te dragen dat De Taalstudio het COa de identiteit van de opsteller, desnoods onder geheimhouding, mededeelt. De in de grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling reeds beantwoord bij uitspraak van 16 januari 2013 in zaak nr. 201112376/1/V1. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het inleidende beroep alsnog ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 13 maart 2012 in zaak nr. 11/33940;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Schuurman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
282-716.