ECLI:NL:RVS:2013:2071

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
201309202/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N.D.T. Pieters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor woning met inpandige garage en tuinmuur in Hilversum

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 november 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum had op 11 juli 2011 geweigerd om een omgevingsvergunning te verlenen voor het oprichten van een woning met inpandige garage en een tuinmuur op een perceel in Hilversum. De weigering werd door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak van 26 augustus 2013 vernietigd, waarna het college hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2013, waarbij zowel het college als de wederpartij, vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren. De voorzitter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen verdere strekking had dan te bepalen dat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Dit was van belang omdat het college, indien het gevolg zou geven aan de uitspraak, een omgevingsvergunning zou moeten verlenen, wat onomkeerbare gevolgen met zich mee zou brengen.

De voorzitter concludeerde dat er nauwelijks ruimte was voor het college om de omgevingsvergunning opnieuw te weigeren, gezien de omstandigheden en de betrokken belangen. De voorzitter besloot daarom dat het college niet opnieuw op het bezwaar van de wederpartij hoeft te beslissen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201309202/2/A1.
Datum uitspraak: 12 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van 16 april 2013 en de einduitspraak van 26 augustus 2013 van de rechtbank Amsterdam in zaak nr. 12/964 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Hilversum
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2011 heeft het college geweigerd [wederpartij] omgevingsvergunning te verlenen voor het oprichten van een woning met inpandige garage en een tuinmuur op het perceel gelegen achter de [locatie] te Hilversum, kadastraal aangeduid als […].
Bij besluit van 16 januari 2012 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 11 juli 2011 onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.
Bij tussenuitspraak van 16 april 2013 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld het door haar in het besluit van 16 januari 2012 geconstateerde gebrek te herstellen.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft het college het besluit van 16 januari 2012 nader gemotiveerd.
Bij uitspraak van 26 augustus 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] tegen het besluit van 16 januari 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2013, waar het college, vertegenwoordigd door M. Snel, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. I.M. van der Heijden en mr. G.C.W. van der Feltz, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Ter zitting is tevens de stichting Stichting Gooisch Natuurreservaat, vertegenwoordigd door ing. P.J. Ubbink, bijgestaan door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij voorlopige voorziening wordt bepaald dat in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep het college geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van 26 augustus 2013. Volgens het college moet het, indien het gevolg moet geven aan deze uitspraak, een omgevingsvergunning verlenen, hetgeen tot onomkeerbare gevolgen leidt.
2.1. De voorzitter stelt voorop dat in de bodemprocedure rechtsvragen aan de orde zijn die zich minder goed lenen voor beantwoording in de onderhavige procedure. Indien met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar moet worden beslist, bestaat er nauwelijks ruimte voor het college om de omgevingsvergunning opnieuw te weigeren. Omdat [wederpartij] te kennen heeft gegeven dat hij van de door het college te verlenen omgevingsvergunning geen gebruik zal maken totdat door de Afdeling op het hoger beroep is beslist en voorts dat hij er evenmin op zal aandringen dat het college in afwachting van de uitspraak van de Afdeling op het hoger beroep van het college een nieuw besluit neemt, ziet de voorzitter bij afweging van de betrokken belangen en in aanmerking genomen dat behandeling van de hoofdzaak vóór het eind van het jaar zal plaatsvinden aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college niet opnieuw op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar hoeft te beslissen totdat door de Afdeling op het hoger beroep is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2013
473.