ECLI:NL:RVS:2013:1402

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
201303241/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak verzochten verzoekers, bestaande uit [verzoeker A], de erven van [overledene] en [verzoeker B], om herziening van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De oorspronkelijke uitspraak, gedaan op 19 december 2012 in zaak nr. 201201185/1, bevestigde een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 december 2011. De verzoekers stelden dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft het verzoek op 10 september 2013 ter zitting behandeld.

De Afdeling overwoog dat herziening een bijzonder rechtsmiddel is en niet bedoeld is om het reeds gevoerde debat te heropenen. De Afdeling toetste de eerdere uitspraak aan de toepasselijke wettelijke voorschriften. De verzoekers, die niet juridisch onderlegd zijn, hadden na de uitspraak van de Afdeling advies ingewonnen bij het Juridisch Loket in Groningen, waar hen werd verteld dat het recht door de rechtbank was geschonden. De Afdeling oordeelde echter dat deze omstandigheden geen grond voor herziening boden, omdat de feiten en omstandigheden niet nieuw waren en niet voldeden aan de criteria van artikel 8:88 Awb.

Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 oktober 2013, waarbij de beslissing werd vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201303241/1/A3.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker A], wonend te Groningen, de erven van [overledene] en [verzoeker B], woonplaats kiezend te Groningen (hierna: [verzoeker A] en anderen)
verzoekers,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 in zaak nr. 201201185/1/A3.
Procesverloop
Bij uitspraak van 19 december 2012 in zaak nr. 201201185/1 heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 december 2011 bevestigd. De eerstvermelde uitspraak is aangehecht.
[verzoeker A] en anderen hebben de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Bij brieven van 12 en 26 april 2013 hebben [verzoeker A] en anderen hun verzoek aangevuld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting aan de orde gesteld op 10 september 2013.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Herziening is een bijzonder rechtsmiddel, dat er niet toe strekt het reeds gevoerde debat te heropenen naar aanleiding van de uitspraak, waarvan herziening wordt verzocht. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank getoetst met inachtneming van de toepasselijke wettelijke voorschriften. Dat [verzoeker A] en anderen niet juridisch zijn onderlegd en na de uitspraak van de Afdeling door het Juridisch Loket in Groningen zijn beleerd dat door de rechtbank het recht is geschonden, biedt geen grond voor herziening.
3. Het verzoek dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
382-741.