ECLI:NL:RVS:2013:1324
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag werd op 2 november 2011 door de minister voor Immigratie en Asiel afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 7 februari 2012 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 22 juni 2012 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in deze uitspraak de eerder geformuleerde rechtsvragen in een vergelijkbare zaak herhaald en geconcludeerd dat de grieven van de vreemdeling slagen. Het hoger beroep is kennelijk gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd dient te worden. De Raad van State heeft het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 7 februari 2012 alsnog gegrond verklaard en dit besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.416,00 bedragen, en moet ook het griffierecht van € 156,00 voor de behandeling van het beroep en € 232,00 voor het hoger beroep vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2013.