ECLI:NL:RVS:2012:BW4302
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- G. van der Wiel
- M.W.J. Sloots
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel door de minister voor Immigratie en Asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 15 maart 2011 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 31 mei 2010 een aanvraag ingediend bij de minister van Justitie, die deze aanvraag afwees. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft de afwijzing bevestigd. Vervolgens heeft de vreemdeling op 12 april 2011 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de argumenten die de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift naar voren heeft gebracht, niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Ook was er geen relevante wijziging van het recht ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad van State verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de vreemdeling niet kan worden vrijgesteld van de in het nationale recht neergelegde procedureregels.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 april 2012.