ECLI:NL:RVS:2012:BW3836
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 27 juni 2011 het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaarde. Dit beroep was gericht tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand, welke afwijzing op 19 augustus 2010 was gedaan. De Raad voor Rechtsbijstand had het bezwaar van [appellante] tegen deze afwijzing op 5 januari 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift niet namens [appellante] was ingediend, omdat het enkel door haar advocaat, Janszen, was ondertekend en niet duidelijk was dat het bezwaarschrift namens [appellante] was ingediend. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift niet namens haar was ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 april 2012 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Afdeling heeft overwogen dat het bezwaarschrift, dat slechts een kopie van het primaire besluit was met enkele handgeschreven opmerkingen, niet voldoende was om aan te tonen dat het namens [appellante] was ingediend. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellante] geen omstandigheden heeft aangevoerd die haar niet-tijdige bezwaar zouden rechtvaardigen.
De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 april 2012.