ECLI:NL:RVS:2012:BV3709
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.G. Sevenster
- C.J. Borman
- R.C.S. Bakker
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en rechtmatigheid van de staandehouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, waarin de rechtbank de vreemdeling in vreemdelingenbewaring had gesteld. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet gerechtvaardigd was en heeft deze opgeheven. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op de onrechtmatigheid van de staandehouding van de vreemdeling. De Raad van State overweegt dat de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling pas onrechtmatig maakt als de belangen die met de bewaring zijn gediend niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek. De minister heeft geen overtuigende belangen aangevoerd die de rechtmatigheid van de bewaring zouden kunnen onderbouwen. De enkele omstandigheid dat er een Dublinclaim naar Frankrijk is verzonden, is niet voldoende om het gebrek te passeren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 2 februari 2012.