201105455/1/R4.
Datum uitspraak: 1 februari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Lekkerkerk, gemeente Nederlek,
de raad van de gemeente Nederlek,
verweerder.
Bij besluit van 22 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Tiendweg West 12 te Lekkerkerk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2011, beroep ingesteld. [appellant] heeft zijn beroep aangevuld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Woningbouwcorporatie Qua Wonen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 januari 2011, waar [appellant], de raad, vertegenwoordigd door mr. A.D. Bouwman-van Blarkom en W. den Hartig, beiden werkzaam bij de gemeente, en de Woningbouwcorporatie Qua Wonen, vertegenwoordigd door mr. P.A. Kok, advocaat te Woerden, en ing. J. Bos, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de juridisch-planologische basis voor de bouw van een zorginstelling voor mensen met een psychische kwetsbaarheid op het perceel Tiendweg West 12 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek.
2.2. [appellant] richt zich tegen de vaststelling van het plan voor zover dit op vier meter afstand van zijn woning de bouw van een woonblok met tien wooneenheden mogelijk maakt. Volgens hem is er bij het vaststellen van het plan onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen en had een grotere afstand tussen het nieuw te bouwen complex en zijn woning moeten worden aangehouden.
2.3. De raad stelt dat er bij het stedenbouwkundig ontwerp aansluiting is gezocht bij de bestaande constellatie van bebouwing op het perceel. Hierbij heeft de raad rekening gehouden met de cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing. De raad stelt zich op het standpunt dat met het plan het woon- en leefklimaat van [appellant] niet onevenredig wordt aangetast.
2.4. Woningbouwcorporatie Qua Wonen wil op het perceel Tiendweg West 12 (hierna: het perceel) een zorginstelling realiseren. De instelling zal bestaan uit twee woonblokken van ieder tien wooneenheden en uit een dagbestedingsruimte. Aan het perceel is de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm" toegekend. De kortste afstand tussen de woning van [appellant] en het oostelijke bouwvlak op het perceel is vier meter.
In het voorheen geldende plan was aan het perceel de bestemming "Wonen" met de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - voormalige agrarische bedrijfsvoering" en "karakteristiek" toegekend. De afstand tussen de woning van [appellant] en het oostelijke bouwvlak op het perceel was vier meter.
2.5. De Afdeling stelt vast dat de afstanden van de woning van [appellant] tot de bebouwing op het perceel in het onderhavige plan niet wijzigen ten opzichte van het vorige planologische regime. Het plan zal met name leiden tot een wijziging van de intensiteit van het gebruik van het perceel. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Hoewel het niet onaannemelijk is dat de wijziging in intensiteit van het gebruik enige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van [appellant], ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze wijziging niet dusdanig is dat sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van dit woon- en leefklimaat. De raad heeft in redelijkheid gewicht kunnen toekennen aan de ligging van de bestaande bebouwing.
De Afdeling overweegt dat, voor zover [appellant] wijst op alternatieven, de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de alternatieven voor de bebouwing onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Smit-Colenbrander
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012