ECLI:NL:RVS:2011:BU9581
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- D. Roemers
- A.B.M. Hent
- E.C. Brugman
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van het gebruik van handboeien tijdens vervoer van vreemdelingen in detentie
In deze zaak heeft de Raad van State op 16 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelaatbaarheid van het gebruik van handboeien tijdens het vervoer van een vreemdeling die rechtens van zijn vrijheid was beroofd. De minister voor Immigratie en Asiel had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die het beroep van de vreemdeling gegrond had verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring had bevolen. De rechtbank had geoordeeld dat het gebruik van handboeien niet gerechtvaardigd was, maar de Raad van State oordeelde anders.
De Raad overwoog dat volgens artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren, handboeien mogen worden aangelegd indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen, met het oog op gevaar voor ontvluchting of de veiligheid van de betrokkenen. De Raad stelde vast dat er in het verleden meerdere vluchtpogingen hadden plaatsgevonden tijdens het vervoer van vreemdelingen, wat het gebruik van handboeien in deze specifieke situatie gerechtvaardigd maakte.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van veiligheid bij het vervoer van vreemdelingen en de bevoegdheid van ambtenaren om handboeien te gebruiken in situaties waarin er een reëel gevaar voor ontvluchting bestaat. De beslissing is van belang voor de toepassing van de Ambtsinstructie en de rechten van vreemdelingen in detentie.