ECLI:NL:RVS:2011:BT6264

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100193/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • R. van der Spoel
  • E. Steendijk
  • T. van Goeverden Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen besluit tot verlening verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie, waarbij aan haar op 13 augustus 2009 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar bezwaar strekt uitsluitend tot het verkrijgen van de motivering van het besluit. De deugdelijkheid van de motivering is geen onderwerp van geschil, en de vreemdeling heeft de juistheid van het besluit niet betwist. Hierdoor had zij geen belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en evenmin bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.

De rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, heeft op 10 december 2010 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de vergunningverlening en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 28 september 2011 besloten het hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201100193/1/V1.
Datum uitspraak: 28 september 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 10 december 2010 in zaak nr. 09/35764 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 augustus 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie aan de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Dit besluit is aangehecht.
Het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar is door de minister doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als beroepschrift.
Bij uitspraak van 10 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het beroep, voor zover het betrekking heeft op de vergunningverlening, ongegrond en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 6 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende.
2.2. Het bezwaar van de vreemdeling tegen het besluit van 13 augustus 2009 strekt uitsluitend tot het verkrijgen van de motivering van dit besluit, waarbij haar op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend. De deugdelijkheid van de aan het besluit van 13 augustus 2009 ten grondslag liggende motivering is geen onderwerp van geschil. Ook anderszins heeft de vreemdeling de juistheid van dat besluit niet bestreden. Onder die omstandigheden had de vreemdeling geen belang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 13 augustus 2009 en heeft zij evenmin belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar ingestelde hoger beroep.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk niet ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden Clarenbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2011
488.
Verzonden: 28 september 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser