ECLI:NL:RVS:2011:BT2112
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen boete opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 september 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek werd ingediend door [verzoekster], die een boete van € 8.000,00 had gekregen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met artikel 18, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen. De boete was opgelegd bij besluit van 21 april 2010, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard op 3 september 2010. De rechtbank 's-Gravenhage had op 6 april 2011 het beroep van [verzoekster] tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld, en in afwachting van de uitkomst van dit hoger beroep verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 29 augustus 2011 ter zitting behandeld, waarbij de minister vertegenwoordigd was door mr. A.R. Schuurmans. [verzoekster] betoogde dat de uitvoering van de boete onomkeerbare gevolgen zou hebben en dat zij in een onhoudbare situatie zou komen te verkeren. Echter, de voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de gevraagde voorziening, aangezien [verzoekster] geen betalingsregeling had getroffen en er uit de overgelegde stukken bleek dat er in 2010 sprake was van een positief resultaat.
De voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 september 2011.