Uitspraak
200400651/1betoogt hij dat degene die geen zicht heeft op de betreffende diersoorten geen belanghebbende is.
Raad van State
In deze zaak gaat het om een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (thans: de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) dat op 8 juni 2010 is genomen in verband met het tracébesluit A50 Ewijk - Valburg. De minister verleende ontheffing op basis van artikel 75 van de Flora- en faunawet (Ffw) voor de periode van 8 juni 2010 tot en met 31 december 2014. Deze ontheffing betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van de voortplantings- of verblijfplaatsen van verschillende vleermuissoorten en de poelkikker. Echter, de aanvraag voor ontheffing met betrekking tot de knoflookpad en kamsalamander werd afgewezen.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen, wonend te Ewijk, beroep ingesteld bij de Raad van State. De minister heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 14 april 2011 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting zijn zowel [appellant] en anderen als de minister vertegenwoordigd door hun advocaten verschenen. De minister betoogde dat [appellant] en anderen geen belanghebbenden zijn bij het ontheffingsbesluit, omdat zij geen zicht hebben op de diersoorten die onder de ontheffing vallen. Dit werd onderbouwd met de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2004.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de afstand van de woningen van [appellant] en anderen tot het gebied waarop de ontheffing betrekking heeft, te groot is om hen als belanghebbenden te beschouwen. De Afdeling concludeert dat het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk is, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun belangen rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 juni 2011.