201102339/2/R2.
Datum uitspraak: 24 mei 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen onder meer:
[appellant], wonend te 't Harde, gemeente Elburg,
de raad van de gemeente Elburg,
verweerder.
Bij besluit van 31 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "'t Harde 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2011, heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 mei 2011, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.D. Post en W. Vierhuizen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellant] richt zich in beroep tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs (M-O)" voor zover het betreft het perceel [locatie 1], 't Harde, gemeente Elburg (hierna: het plandeel). Hij betoogt dat de gebruiksmogelijkheden van zijn perceel ten onrechte worden beperkt ten opzichte van het vorige plan. Dit is volgens hem in strijd met het uitgangspunt van het plan dat bestemmingen worden toegekend overeenkomstig de geldende bebouwings- en gebruikssituaties. Hij wijst er op dat de dienstwoning op het perceel bovendien al meer dan tien jaar in gebruik is als burgerwoning. [appellant] wil ter plaatse nieuwe woningen onderscheidenlijk een medisch centrum realiseren.
2.3. Ingevolge artikel 17.1. van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de voor "Maatschappelijk-Onderwijs" aangewezen gronden bestemd voor educatieve doeleinden, bedrijfswoningen en aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en speelterreinen.
In het vorige bestemmingsplan "'t Harde-Oost" was aan het plandeel de bestemming "Bijzondere doeleinden" toegekend. Ingevolge artikel 11 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is het plandeel bestemd voor gebouwen van bijzondere aard (zoals gebouwen voor educatieve, religieuze, medische, sociale en culturele doeleinden alsmede openbare diensten) met de daarbij behorende dienstwoningen, bijgebouwen, andere bouwwerken en open terreinen.
2.4. De woning op het plandeel was oorspronkelijk de dienstwoning van de school die op het aangrenzende perceel [locatie 2] staat. De raad heeft ter zitting verklaard dat aan beide percelen de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs" is toegekend, omdat volgens de raad de woning planologisch gezien nog steeds als de dienstwoning van de schoollocatie moet worden aangemerkt en in het plan als uitgangspunt is gehanteerd dat deze bestemming aan alle scholen in het plangebied wordt toegekend.
Niet in geschil is dat de dienstwoning al jaren als burgerwoning in gebruik is. De raad heeft ter zitting verklaard dat het gemeentebestuur ook niet voornemens is handhavend tegen dat gebruik op te treden. Gelet op de doeleindenomschrijving in artikel 17.1. van de planregels past dit gebruik echter niet onder de doeleindenomschrijving van de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs". Verder is ter zitting vast komen te staan dat, nu de raad op de hoogte was van de door [appellant] beoogde ontwikkelingen op het plandeel, de raad al ten tijde van het vaststellen van het plan wist dat [appellant] niet voornemens was om het plandeel te gebruiken ten behoeve van educatieve doeleinden.
Gelet op het vorenstaande is niet aannemelijk dat de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs" van het plandeel binnen de planperiode verwezenlijkt zal worden. Door bij het toekennen van de bestemming slechts uit te gaan van de oorspronkelijke planologische situatie en de uitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen, heeft de raad miskend dat aan het plandeel een passende bestemming moet worden toegekend waarbij alle ruimtelijke belangen moeten worden afgewogen. Het aanwijzen van een bestemming, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze niet binnen de planperiode van tien jaar zal worden verwezenlijkt, is in ieder geval niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs (M-O)" wat betreft het perceel [locatie 1], strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vernietigd. Hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.
2.6. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Elburg van 31 januari 2011 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk-Onderwijs (M-O)" wat betreft het perceel [locatie 1];
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Elburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,91 (zegge: negenendertig euro en eenennegentig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Elburg aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 304,00 (zegge: driehonderdvier euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2011