ECLI:NL:RVS:2011:BP0526

Raad van State

Datum uitspraak
6 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008362/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan herziening gemeente Rheden

Op 6 januari 2011 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan '1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg-Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord'. Dit bestemmingsplan werd op 29 juni 2010 vastgesteld door de raad van de gemeente Rheden. De verzoeker, die geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpplan, stelde dat hij niet op de hoogte was van zijn belang bij het indienen van een zienswijze. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 14 december 2010. De voorzitter oordeelde dat het verzoeker niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend, maar dat de kennisgeving van de ter inzage legging van het ontwerpplan volgens de wettelijke voorschriften heeft plaatsgevonden. De voorzitter concludeerde dat er geen rechtvaardiging was voor het niet indienen van een zienswijze en dat het beroep van de verzoeker in de bodemprocedure waarschijnlijk niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 januari 2011.

Uitspraak

201008362/2/R2.
Datum uitspraak: 6 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoekster B] (hierna in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "1e algehele herziening van de bestemmingsplannen Laag-Soeren, Dieren-Noord, Dieren-Zuid, Spankeren, De Steeg-Ellecom, Rheden-West, Velp-Zuid, Velp-Midden, Velp-Noord" (hierna: de herziening) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 december 2010 waar de raad, vertegenwoordigd door R. Smeltink, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
2.3. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 17 december 2009 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 27 januari 2010.
[verzoeker] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
De kennisgeving van de tervisielegging van het ontwerpplan heeft overeenkomstig de wettelijke voorschriften plaatsgevonden. De herziening voorziet onder meer in een aanpassing in de planregels van de omschrijving van het begrip bovenbouw, waardoor onder meer de contour van de bovenbouw mag worden doorbroken door dakkapellen. In de kennisgeving staat duidelijk dat de herziening betrekking heeft op de bouwmogelijkheden in de bestemmingsplannen. Naar het oordeel van de voorzitter is er dan ook geen rechtvaardiging gelegen in de door [verzoeker] gestelde omstandigheid dat hij ten tijde van de terinzageligging van het ontwerpplan niet wist dat hij belang had bij het naar voren brengen van een zienswijze, omdat de bouwvergunning die was aangevraagd voor het perceel Tromplaan 10 niet voorzag in dakkapellen en dat pas nadat de zienswijzetermijn was verlopen duidelijk werd dat op de voorziene woning in strijd met het geldende bestemmingsplan dakkapellen waren aangebracht. Daargelaten of op de tekeningen behorende bij de bouwvergunning voor het perceel Tromplaan 10 dakkapellen waren ingetekend, wordt overwogen dat de herziening van het bestemmingsplan "Velp-Noord" los staat van de verlening van een bouwvergunning voor het perceel Tromplaan 10. Het is aan [verzoeker] om ruimtelijke ontwikkelingen ter zake te volgen. Voor zover het betoog van [verzoeker] aldus moet worden begrepen dat de raad ten onrechte hem niet persoonlijk in kennis heeft gesteld van de voorgenomen bestemmingsplanherziening, terwijl de raad vanwege zijn tegen eerdergenoemde bouwvergunning gemaakte bezwaar op de hoogte was van zijn bezwaren tegen de voorziene woning op het perceel Tromplaan 10, wordt als volgt overwogen. In de Wet ruimtelijke ordening noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis moeten worden gesteld van de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan. In het aangevoerde kan naar het oordeel van de voorzitter dan ook geen grond voor verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb worden aangenomen, zodat het niet inbrengen van zienswijzen aan [verzoeker] is toe te rekenen. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk zal verklaren. Zijn verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient dan ook te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2011
432.