ECLI:NL:RVS:2010:BO5688
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.H.M. van Altena
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting loods met zeecontainers op grond van de Opiumwet
Op 8 december 2009 heeft de burgemeester van 's-Hertogenbosch een besluit genomen om de loods met zeecontainers bij het pand aan [locatie] te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Deze sluiting zou ingaan op 16 december 2009 om 10:00 uur. Tegen dit besluit heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar op 23 maart 2010 ongegrond. Vervolgens heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 september 2010 het beroep van [wederpartij] tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoeker] op 26 oktober 2010 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 11 november 2010 behandeld. Tijdens deze zitting was [verzoeker] aanwezig, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. J.J.H. van Goch. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij merkte op dat [verzoeker] geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 8 december 2009 en ook geen beroep had ingesteld tegen het besluit van 23 maart 2010. Dit werd als verwijtbaar beschouwd, aangezien de burgemeester [verzoeker] tijdig op de hoogte had gesteld van het besluit.
Op basis van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in combinatie met artikel 6:24 van die wet, werd het hoger beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter besloot daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 november 2010.