ECLI:NL:RVS:2010:BO1140

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001609/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot verwijdering van bouwwerken zonder vergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk, waarbij [appellante] op straffe van een dwangsom werd gelast om drie bouwwerken op haar perceel te verwijderen. Het college had op 13 oktober 2008 dit besluit genomen, omdat de bouwwerken zonder de vereiste bouwvergunning waren opgericht. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 20 april 2009, heeft de rechtbank Breda op 23 december 2009 het beroep van [appellante] tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden zijn aangevuld in maart 2010.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 september 2010 ter zitting behandeld. [Appellante] werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R.Th.J. van 't Zelfde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door J. van Dalen. De rechtbank had eerder de gronden van [appellante] gemotiveerd verworpen, en in het hoger beroepschrift werden geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.

Uitspraak

201001609/1/H1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 december 2009 in zaak nr. 09/2500 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft het college [appellante] op straffe van een dwangsom gelast drie op het perceel [locatie] te [plaats] aanwezige bouwwerken te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 20 april 2009 heeft het het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2009, verzonden op 5 januari 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 februari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 maart 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R.Th.J. van 't Zelfde, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door J. van Dalen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De te verwijderen bouwwerken hebben een omvang van onderscheidenlijk ongeveer 14,5 m², 90 m² en 20 m². Niet in geschil is dat zij zijn opgericht, zonder dat over de daarvoor vereiste bouwvergunning werd beschikt en het college daartegen handhavend kon optreden.
2.2. Het hoger beroepschrift van [appellante] bevat dezelfde gronden als dat van [belanghebbenden] in zaak nr.
201001610/1/H1en aldus geen tegen de aangevallen uitspraak gerichte gronden. Voor het overige heeft [appellante] volstaan met verwijzing naar hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden gemotiveerd verworpen.
[appellante] heeft in het hoger beroepschrift niet uiteengezet, dat en waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn. Het geeft daarom geen aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2010
17-552.