Uitspraak
201001610/1/H1en aldus geen tegen de aangevallen uitspraak gerichte gronden. Voor het overige heeft [appellante] volstaan met verwijzing naar hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden gemotiveerd verworpen.
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk, waarbij [appellante] op straffe van een dwangsom werd gelast om drie bouwwerken op haar perceel te verwijderen. Het college had op 13 oktober 2008 dit besluit genomen, omdat de bouwwerken zonder de vereiste bouwvergunning waren opgericht. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 20 april 2009, heeft de rechtbank Breda op 23 december 2009 het beroep van [appellante] tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden zijn aangevuld in maart 2010.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 september 2010 ter zitting behandeld. [Appellante] werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R.Th.J. van 't Zelfde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door J. van Dalen. De rechtbank had eerder de gronden van [appellante] gemotiveerd verworpen, en in het hoger beroepschrift werden geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.