ECLI:NL:RVS:2010:BN6976

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004629/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Gellicum 2009

Op 23 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Geldermalsen het bestemmingsplan "Gellicum 2009" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [verzoekster] en anderen op 19 mei 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 24 augustus 2010 ter zitting behandeld. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en maakt de bouw van een gemeenschapsvoorziening mogelijk op een perceel aan de Vlietskant in Gellicum. De voorzitter overwoog dat de afstand van het plandeel tot de woningen van [verzoekster] en anderen 25 tot 50 meter bedraagt, en dat de raad van mening is dat het maatschappelijk belang van de gemeenschapsvoorziening zwaarder weegt dan het ruimtelijk belang van het open houden van de Vlietskant.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met de cultuurhistorische waarde van de Vlietskant. De voorzitter vond ook dat de bezwaren van [verzoekster] en anderen niet voldoende onderbouwd waren om het verzoek om voorlopige voorziening te honoreren. De voorzitter wees het verzoek af, met de overweging dat de raad in zijn verweerschrift had aangegeven dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan gewaarborgd was. De beslissing werd op 6 september 2010 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de ambtenaar van staat de uitspraak ondertekenden.

Uitspraak

201004629/2/R2.
Datum uitspraak: 6 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats], en anderen ,
en
de raad van de gemeente Geldermalsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Gellicum 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2010, hebben [verzoekster] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 augustus 2010, waar [verzoekster] en anderen, in de persoon van [gemachtigde] en vertegenwoordigd door mr. E.M. Vos, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door I. Broekmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft overwegend een conserverend karakter. Verder maakt het plan de bouw van een gemeenschapsvoorziening mogelijk ter plaatse van de huidige speeltuin aan de Vlietskant te Gellicum, gemeente Geldermalsen. Daartoe is aan een gedeelte van het perceel aan de Vlietskant, kadastraal bekend als sectie P nummer 352, (hierna: het plandeel) de bestemming "Maatschappelijk 2" toegekend.
Het plandeel ligt in het centrum van Gellicum. Ingevolge artikel 7.2.3., onder b, van de planregels mag ter plaatse van het plandeel de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan 120 m2. Gelet op de verbeelding geldt voor de gemeenschapsvoorziening voorts een maximale goothoogte van 2,8 meter en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter. De afstand van het plandeel tot de woningen van [verzoekster] en anderen bedraagt 25 meter en 50 meter.
2.3. [verzoekster] en anderen richten zich in beroep tegen voormelde bouwmogelijkheid. Zij beogen met het verzoek om voorlopige voorziening onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plandeel te voorkomen. Ter zitting heeft de raad gesteld dat de stichting Stichting Heerlijkheit Gellicum, initiatiefnemer tot het oprichten van de gemeenschapsvoorziening, zo spoedig mogelijk na de uitspraak van de voorzitter een bouwaanvraag wil indienen. Derhalve acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.4. Wat betreft het betoog van [verzoekster] en anderen gericht tegen de tekst van de publicatie van het vastgestelde plan en de digitale beschikbaarstelling van het plan op de gemeentelijke website wordt overwogen dat, wat daar ook van zij, dit zich richt tegen een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. De voorzitter ziet in de formele bezwaren geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. [verzoekster] en anderen stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheid dat het plandeel onderdeel uitmaakt van een gebied dat is aangemerkt als waardevol open dorpsgebied. Bebouwing op het plandeel leidt volgens hen tot aantasting van de kenmerkende ruimtelijke structuur en is in strijd met de uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.
2.6. De raad heeft onderkend dat de Vlietskant een cultuurhistorische waarde heeft en dat bebouwing op deze locatie in zoverre tot aantasting van het open karakter leidt. In hetgeen [verzoekster] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzitter echter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het maatschappelijk belang dat is gediend met het realiseren van een gemeenschapsvoorziening zwaarder weegt dan het ruimtelijk belang tot het open houden van de Vlietskant. Daarbij heeft de raad naar het voorlopige oordeel van de voorzitter in aanmerking kunnen nemen dat het op te richten gebouw beperkt van omvang is, een geringe hoogte heeft en verder goed inpasbaar is in de omgeving en dat vanwege de situering van de voorziening aan de uiterste noordzijde van de Vlietskant het merendeel van de onbebouwde ruimte in stand wordt gehouden waardoor het waardevolle open dorpsgebied grotendeels in stand blijft. Voorshands ziet de voorzitter dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de in geding zijnde waarden onvoldoende in kaart heeft gebracht en onvoldoende rekening heeft gehouden met de ruimtelijke kenmerken van het gebied.
2.7. Ter zitting heeft de raad gesteld dat de gemeenschapsvoorziening zal worden gebruikt door enkele buurtverenigingen. Gelet op de afstand van de woningen van [verzoekster] en anderen tot de gemeenschapsvoorziening, de omvang van de voorziene bebouwing en het toegestane gebruik, is de voorzitter van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat de in het plan voorziene ontwikkeling zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoekster] en anderen. Voor zover [verzoekster] en anderen overlast vrezen door bezoekers van de gemeenschapsvoorziening, overweegt de voorzitter dat niet aannemelijk is geworden dat dit niet met afdoende maatregelen kan worden tegengegaan.
2.8. Verder stellen [verzoekster] en anderen dat het plan niet financieel uitvoerbaar is omdat onvoldoende rekening is gehouden met planschade claims. Nu de raad in zijn verweerschrift heeft gesteld dat in de gemeentelijke begroting rekening is gehouden met mogelijke planschadeclaims ten gevolge van het onderhavige plan, ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
2.9. Gelet op het vorenstaande en mede gelet op de belangen die zijn gemoeid met de bouw van de gemeenschapsvoorziening ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2010
432.