ECLI:NL:RVS:2010:BN4922

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002720/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.W. Mouton
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom opgelegd aan paardenhouderij

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van De Wolden op 25 september 2007 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellante] vanwege overtredingen van vergunningvoorschriften in haar paardenhouderij. Na een bezwaarprocedure heeft het college op 2 februari 2010 het bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. [appellante] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 29 juli 2010 ter zitting is behandeld. De Raad van State heeft vastgesteld dat het college niet correct heeft gehandeld door het primaire besluit niet expliciet te herroepen, wat in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tevens is het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij het ook is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellante]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 augustus 2010.

Uitspraak

201002720/1/M2.
Datum uitspraak: 25 augustus 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de Wolden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2007 heeft het college aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd vanwege de overtreding van een aantal vergunningvoorschriften in haar paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 2 februari 2010, verzonden op 4 februari 2010, heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Weda, advocaat te Oudewater, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J. van den Berg, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Voor de inrichting is op 24 maart 2000 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. Bij besluit van 25 september 2007 is een last onder dwangsom opgelegd vanwege de overtreding van een aantal voorschriften uit deze vergunning. Het college heeft bij besluit van 29 februari 2008 een revisievergunning verleend. Bij besluit van 2 februari 2010 heeft het college het tegen het handhavingsbesluit van 25 september 2007 gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard.
2.2. Artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat, indien een bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit moet herroepen en voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit moet nemen.
2.3. Het college heeft bij het bestreden besluit van 2 februari 2010 het door vergunninghoudster ingediende bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college echter niet tevens het primaire besluit expliciet herroepen. Het college heeft daardoor gehandeld in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Daarnaast gaat het college in het bestreden besluit enkel in op dwangsommen die betrekking hebben op de vermeende overtreding van voorschriften uit de revisievergunning van 29 februari 2008 en niet op de voorschriften uit de vergunning van 24 maart 2000 waarop het handhavingsbesluit van 25 september 2007 betrekking heeft. Het college heeft daardoor gehandeld in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Het beroep is gegrond.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van De Wolden van 2 februari 2010, kenmerk 1368;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van De Wolden op om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van De Wolden tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van De Wolden aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2010
315.