ECLI:NL:RVS:2010:BL0286
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- H.G. Sevenster
- E.C. Brugman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inbewaringstelling van een niet-begeleide minderjarige asielzoeker
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, waarin de rechtbank de opheffing van de maatregel van bewaring van een niet-begeleide minderjarige asielzoeker heeft bevolen. De vreemdeling was op 11 oktober 2009 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had overwogen dat de asielaanvraag van de vreemdeling in het land waar hij deze had ingediend, behandeld moest worden, zonder rekening te houden met de mogelijkheid dat er gezinsleden in andere lidstaten aanwezig waren die de zorg voor de vreemdeling konden dragen. De staatssecretaris stelde hoger beroep in, omdat hij van mening was dat de rechtbank artikel 6 van de Verordening (EG) 343/2003 te beperkt had uitgelegd.
De Raad van State oordeelde dat de uitleg van de rechtbank niet juist was en dat de staatssecretaris de vreemdeling als Dublinclaimant had kunnen beschouwen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor schadevergoeding en dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten tot inbewaringstelling van de vreemdeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de toepassing van de Dublinverordening, vooral in gevallen van niet-begeleide minderjarigen.