200905733/1/R3 en 200905733/2/R3.
Datum uitspraak: 14 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
de raad van de gemeente Neder-Betuwe,
verweerder.
Bij besluit van 9 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Neder-Betuwe (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Gedeeltelijke herziening X (Waalfront)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellante] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. D.J. Gutter, advocaat te Utrecht, en vergezeld door haar [directeur], en de raad, vertegenwoordigd door A. de Weerd-Harskamp, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet op de gronden tussen de Waalbandijk en de Arie Jacob van Ogtenstraat te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, in de bouw van 10 rijenwoningen en 14 gestapelde woningen met een overdekte parkeergelegenheid (hierna: het plandeel).
2.3. [appellante] richt zich tegen de vaststelling van het plan. De voorzitter begrijpt het betoog van [appellante] aldus dat zij van mening is dat de raad, nu hij geen medewerking wil verlenen aan woningbouw op haar perceel [locatie] te [plaats], gelet op het gelijkheidsbeginsel, evenmin had mogen instemmen met woningbouw op het onderhavige plandeel. In dit verband wijst [appellante] op het raadbesluit van 9 februari 2006.
2.4. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.5. Ter zitting is vast komen te staan dat [appellante] geen gronden in eigendom heeft in het onderhavige plangebied of in de directe nabijheid daarvan. Ook overigens is niet gebleken dat [appellante] door het bestreden besluit in haar belangen wordt getroffen. De omstandigheid dat [appellante] op haar perceel eveneens woningbouw wil realiseren, is niet voldoende om te spreken van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. De raad heeft in dit verband ter zitting verklaard dat met de voorziene woningen niet het maximale aantal te bouwen woningen in het gebied wordt bereikt, zodat de thans voorziene woningen in zoverre geen rol zullen spelen bij een beslissing over mogelijke medewerking van de raad aan het bouwplan van [appellante]. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat sprake is van een rechtstreeks bij het plan betrokken belang in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
De conclusie is dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, geen beroep kan instellen.
2.6. Het beroep van [appellante] is niet-ontvankelijk.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2009