200906195/1/R2 en 200906195/2/R2.
Datum uitspraak: 8 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 21 juli 2009, kenmerk 1549707/1560895, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 2 juni 2009 vastgestelde wijzigingsplan "Buitengebied [locatie 1]" (hierna: het wijzigingsplan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2009, hebben [appellanten] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2009, waar [appellanten], in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door ing. I.K. Oudmayer, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door G.M.J. van Peperstraten, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], in persoon, gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan), voor zover het betreft de begrenzing van het agrarisch bebouwingsvlak op het perceel [locatie 1], om de bouw van een agrarische bedrijfswoning mogelijk te maken bij de op het perceel aanwezige varkenshouderij.
2.3. [appellanten] richten zich in beroep tegen het besluit omtrent goedkeuring.
2.4. Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent goedkeuring van een besluit van het college van burgemeester en wethouders tot wijziging van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.4.1. Ingevolge artikel III.1., lid BI, sub 1c en onder 1, van de voorschriften van het bestemmingsplan mag de inhoud van de bedrijfswoning niet meer dan 750 m³ bedragen en de hoogte niet meer dan 10 meter bedragen.
2.5. [appellanten] wonen op het perceel [locatie 2]. Ter zitting is vast komen te staan dat de afstand van hun woning tot de voorziene bedrijfswoning op het perceel [locatie 1] ruim 380 meter bedraagt. Verder bevinden zich tussen de woning van [appellanten] en het perceel waarop de bedrijfswoning is voorzien twee wegen en agrarische gronden. Ter zitting is voorts gebleken dat het mogelijk is om vanaf de woning van [appellanten] de voorziene bedrijfswoning te kunnen zien. Tevens is vast komen te staan dat deze zichtlijn reeds wordt verstoord door de bestaande schuur op het agrarische perceel dat tussen beide percelen ligt en door de reeds op het perceel [locatie 1] aanwezige silo's.
Dat [appellanten] vanuit hun woning zicht kunnen hebben op de voorziene bedrijfswoning betekent echter nog niet dat reeds hierom hun belang rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De ruimtelijke uitstraling van de voorziene bedrijfswoning moet, gelet op de afstand van meer dan 380 meter, de bouwhoogte en omvang van de voorziene bedrijfswoning en de ligging van de woning van [appellanten] ten opzichte van het onderhavige plandeel, bij hun woning beperkt worden geacht. Gelet daarop is de Afdeling van oordeel dat de afstand in dit geval te groot is om een bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben [appellanten] geen feiten en omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
De conclusie is dat [appellanten] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en zij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de WRO, geen beroep kunnen instellen.
2.6. Gezien het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2009