ECLI:NL:RVS:2009:BK6686

Raad van State

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905633/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Europark Heege-West door college van gedeputeerde staten van Drenthe

Op 7 december 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de goedkeuring van het bestemmingsplan "Europark Heege-West" door het college van gedeputeerde staten van Drenthe. Het college had op 23 juni 2009 besloten om goedkeuring te verlenen aan het door de raad van de gemeente Coevorden op 14 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan. De stichting Burgerbelang Afvalverbrandingsinstallatie Coevorden (stichting BAC) heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 6 november 2009, waarbij de stichting BAC werd vertegenwoordigd door drs. B. Kuiper en ing. A.F. Beekman, en de raad van de gemeente Coevorden door H.A. Gortmaker.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, R.J. Hoekstra, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De stichting BAC betwistte de goedkeuring van het plan, onder andere vanwege het milieueffectrapport (MER) en de naleving van de Wet Geluidhinder. De voorzitter concludeerde dat het plan een conserverend karakter heeft en geen significante wijzigingen met zich meebrengt ten opzichte van het bestaande planologische regime. Hierdoor was er volgens de voorzitter geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De beslissing van de voorzitter was om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200905633/2/R2.
Datum uitspraak: 7 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Burgerbelang Afvalverbrandingsinstallatie Coevorden, gevestigd te Coevorden,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2009, kenmerk 5.5/2009006977, heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Coevorden (hierna: de raad) bij besluit van 14 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Europark Heege-West" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting Stichting Burgerbelang Afvalverbrandingsinstallatie Coevorden (hierna: stichting BAC) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de stichting BAC de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 november 2009, waar de stichting BAC, vertegenwoordigd door drs. B. Kuiper en ing. A.F. Beekman, is verschenen.
Voorts is ter zitting de raad van de gemeente Coevorden, vertegenwoordigd door H.A. Gortmaker, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft een conserverend karakter en voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het Nederlands deel van het bedrijventerrein Europark, Heege-West, waar thans de bestemmingsplannen Heege-West 2 en Heege-West 3 gelden.
2.3. De stichting BAC stelt in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij richt zich onder meer tegen het aan het plan ten grondslag liggende MER en de wijze waarop daarmee in het plan rekening is gehouden. Verder voert zij aan dat het plan is vastgesteld in strijd met de Wet Geluidhinder en dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zal worden voldaan aan de grenswaarden wat betreft de luchtkwaliteit. Voorts stelt zij dat het plan niet in overeenstemming is met de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, uitgave 2007.
2.4. Volgens de plantoelichting is het thans voorliggende plan in overeenstemming met de planregeling zoals opgenomen in de bestemmingsplannen Heege-West 2 en Heege-West 3. De voorschriften van laatstgenoemde bestemmingsplannen zijn met enkele wijzigingen samengevoegd en in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen. Weliswaar voorziet het onderhavige plan in afwijking van het geldende planologische regime in een vrijstellingsregeling voor de bouw van schoorstenen tot een hoogte van 80 meter en voor de bouw van gebouwen tot een hoogte van 45 meter, maar nu daarvoor eerst een ontheffing dient te worden verleend, voorziet het onderhavige plan niet bij recht in een verruiming van de bouwmogelijkheden ten opzichte van het huidige planologische regime.
Uit het vorenstaande volgt dat als gevolg van de inwerkingtreding van het plan geen ontwikkelingen zijn te voorzien die voor de stichting BAC bezwaarlijker zijn te achten dan hetgeen onder het geldende planologische regime mogelijk is. In hetgeen de stichting BAC heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de voorzitter geen spoedeisend belang worden gevonden dat het treffen van een voorlopige voorziening zou kunnen rechtvaardigen. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2009
432.