200906742/1/V3.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 25 augustus 2009 in zaak nr. 09/28653 in het geding tussen:
de staatssecretaris van Justitie.
Bij besluit van 13 juli 2009 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 25 augustus 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, (hierna: de rechtbank) het met een kennisgeving vanwege de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 september 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2009, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D. Kuiper, ambtenaar bij het Ministerie van Justitie, is verschenen.
2.1. In de enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat vooralsnog niet gesteld kan worden dat geen reëel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nepal bestaat. Daartoe voert hij, samengevat weergegeven, aan dat, zoals ook volgt uit de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 22 mei 2008 in zaak nr. 08/13454 (LJN: BD2660), door de Nepalese autoriteiten sinds 2007 geen vervangende reisdocumenten worden afgegeven.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 april 2009 in zaak nr. 200901667/1; www.raadvanstate.nl) staat vast dat de Nepalese autoriteiten sinds 2007 geen laissez passer meer hebben verstrekt, zodat het op de weg van de staatssecretaris ligt voortvarendheid te betrachten bij het intensiveren van de samenwerking met de Nepalese autoriteiten. Gelet op de inspanningen op diplomatiek niveau en het onderzoek van de staatssecretaris naar de mogelijkheden om vreemdelingen naar Nepal anders dan met een laissez passer uit te zetten, is in die uitspraak evenwel geen grond gevonden voor het oordeel dat uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nepal niet tot de mogelijkheden behoort.
2.3. Ter zitting bij de Afdeling heeft de staatssecretaris onder meer verklaard dat, hoewel de situatie wat betreft de afgifte van laissez passer door de Nepalese autoriteiten tot op heden ongewijzigd is gebleven, op 24 augustus 2009 een Nepalese vreemdeling, die in het bezit was van een identiteitsdocument, met gebruikmaking van een EU-staat via Delhi naar Kathmandu, Nepal is uitgezet. Aangezien ook de vreemdeling beschikt over voor een uitzetting met gebruikmaking van een EU-staat noodzakelijke ondersteunende identiteitsdocumenten – in dit geval een identiteitskaart en een schoolcertificaat – is voor hem inmiddels een vlucht aangevraagd. Die vlucht zal, afhankelijk van de communicatie met de betrokken luchtvaartmaatschappijen, naar verwachting binnen enkele weken kunnen plaatsvinden, aldus de staatssecretaris.
2.3.1. In het licht van deze informatie biedt het gegeven dat de Nepalese autoriteiten reeds geruime tijd geen laissez passer hebben afgegeven, anders dan de vreemdeling betoogt, in zijn geval geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Nepal niet tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.
De grief faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins de Vin en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009
53-562.
Verzonden: 14 oktober 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak