ECLI:NL:RVS:2009:BJ3392

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902433/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuringsbesluit bestemmingsplan Winsum Boogplein

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 juli 2009 uitspraak gedaan over de verzoeken om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Winsum Boogplein". Het college van gedeputeerde staten van Groningen had op 24 februari 2009 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, dat de bouw van een winkel/wooncomplex op de voormalige Sennema-locatie in Winsum mogelijk maakt. Twee verzoekers, wonend in Winsum, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om schorsing van het goedkeuringsbesluit, omdat zij vreesden voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan.

Tijdens de zitting op 25 juni 2009 is het verzoek behandeld. De voorzitter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang aanwezig is, gezien de reeds ingediende bouwaanvraag en de vrijstellingsprocedure. De verzoekers voerden aan dat het college ten onrechte had goedgekeurd, omdat het aantal parkeerplaatsen dat in het plan is voorzien (102) niet voldoende zou zijn om de bestaande parkeerdruk in het gebied aan te kunnen. Het college stelde dat het plan voldeed aan de minimumnorm voor parkeerplaatsen, maar de voorzitter was van mening dat dit standpunt niet voldoende onderbouwd was.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat nader onderzoek naar de parkeerbehoefte noodzakelijk is en heeft daarom het goedkeuringsbesluit voor het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden C2" geschorst. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoeker sub 1 en is het griffierecht voor beide verzoekers vergoed. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

200902433/2/R2.
Datum uitspraak: 16 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2009, kenmerk 117625, heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Winsum (hierna: de raad) bij besluit van 1 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Winsum Boogplein" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2009, en [verzoeker sub 2]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2009, beroep ingesteld. [verzoeker sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 16 april 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2009, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2009, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 juni 2009, waar [verzoeker sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. E.R.M. Holtz-Russel, advocaat te Groningen, en het college van gedeputeerde staten van Groningen, vertegenwoordigd door F.H.J. Habraken, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad van de gemeente Winsum, vertegenwoordigd door N.R. Werkman, wethouder, en H. Vlessert, ambtenaar in dienst van de gemeente, en bijgestaan door mr. P.M.J. de Goede, advocaat te Groningen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van een winkel/wooncomplex (hierna: het complex) op de voormalige Sennema-locatie tussen de Wigbolt Ripperdastraat, het Dorpsplein en het Winsumerdiep in het historische centrum van de gemeente Winsum.
2.3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en vragen schorsing van het goedkeuringsbesluit ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan. Daartoe voeren zij verschillende argumenten aan.
2.4. Ter zitting is door de raad bevestigd dat voor het complex een bouwaanvraag is ingediend en een vrijstellingsprocedure is gestart. Gelet hierop acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig, zodat in het navolgende zal worden onderzocht of er aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. [verzoeker sub 1] voert onder meer aan dat, gelet op de reeds bestaande parkeerdruk in en rond het plangebied, ten onrechte wordt volstaan met de aanleg van 102 nieuwe parkeerplaatsen. Volgens hem heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat mocht worden uitgegaan van de minimumnorm uit het rapport "Verkeerskundig advies en ontwerp herinrichting Sennemalocatie" van 26 oktober 2006.
2.6. Het plan maakt de aanleg van 102 nieuwe parkeerplaatsen mogelijk. Het college stelt zich op het standpunt dat het plan voorziet in het minimumaantal benodigde parkeerplaatsen en dat aldus wordt voldaan aan de parkeerbehoefte die ontstaat ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen. Gelet hierop draagt het plan niet bij aan de reeds bestaande parkeerdruk en ziet het college in zoverre geen aanleiding goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.7. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is in opdracht van de raad door Grontmij Nederland B.V. onder meer bezien of gelet op de nieuwe functies het aantal in het plan voorziene parkeerplaatsen toereikend is. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Verkeerskundig advies en ontwerp herinrichting Sennemalocatie" van 26 oktober 2006 (hierna: het rapport). Volgens het rapport blijkt uit berekeningen aan de hand van de CROW-publicatie "Parkeerkencijfers" dat, indien rekening wordt gehouden met het gecombineerde gebruik van parkeerplaatsen, tussen de 99,4 en 134,9 parkeerplaatsen nodig zijn voor de nieuwe functies. Nu het plan voorziet in 102 parkeerplaatsen worden ten opzichte van het minimaal benodigde aantal parkeerplaatsen 3 parkeerplaatsen meer en ten opzichte van het maximaal benodigde aantal parkeerplaatsen 33 parkeerplaatsen te weinig aangelegd. Verder wordt in het rapport opgemerkt dat in de huidige situatie het aantal parkeerplaatsen in en rond het centrum voor bezoekers aan het centrum niet altijd toereikend is.
2.8. De voorzitter stelt voorop dat uit de stukken, noch het verhandelde ter zitting is gebleken waarom het college zich op het standpunt heeft gesteld dat in het onderhavige geval van het minimumaantal benodigde parkeerplaatsen mocht worden uitgegaan. Volgens de plantoelichting kan met een kwantitatief en kwalitatief goed winkelaanbod in Winsum een toename worden gerealiseerd in de binding van de plaatselijke bevolking aan het winkelaanbod in Winsum en kan tevens de toevloeiing van winkelend publiek vanuit nabij gelegen gemeenten worden vergroot. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat met het plan een aanzienlijke positieve impuls zal worden gegeven aan het winkelaanbod in zowel de foodsector als in de non-foodsector door de vestiging van een aantal grote winkelketens in verschillende segmenten. De voorzitter acht dan ook aannemelijk dat in de toekomst een groei van het aantal bezoekers van het complex te verwachten is. Gelet op de met het plan beoogde ontwikkeling van het gebied en bezien in het licht van de bestaande parkeerproblemen, is de voorzitter er niet van overtuigd dat het college van het minimumaantal benodigde parkeerplaatsen mocht uitgaan en dat het aantal voorziene parkeerplaatsen toereikend is. Hetgeen van de zijde van de raad hier ter zitting over is gesteld, heeft de twijfel niet kunnen wegnemen. De voorzitter acht nader onderzoek op dit punt noodzakelijk. Daarvoor leent de thans aan de orde zijnde procedure zich niet, maar zal het onderzoek in het kader van de bodemprocedure dienen plaats te vinden.
2.9. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare ontwikkelingen aanleiding het bestreden besluit voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden C2" bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding op de overige bezwaren van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in te gaan.
2.10. Het college dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen van 24 februari 2009, kenmerk 117625, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden C2";
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Groningen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Groningen aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009
432.