ECLI:NL:RVS:2009:BJ3369

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901897/1 en 200901897/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Buitengebied door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het wijzigingsplan 'Buitengebied' door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college heeft op 20 januari 2009 besloten om goedkeuring te verlenen aan het wijzigingsplan dat door het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur op 21 oktober 2008 was vastgesteld. Dit wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding van het kassenperceel van de besloten vennootschap Dekon beheer B.V. aan de westzijde van de bestaande kassen, met een extra oppervlakte van 6000 m² en een technische ruimte aan de oostzijde. De appellanten, wonend nabij het perceel, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat door geluid- en lichthinder en stankoverlast.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 juni 2009 behandeld. De voorzitter heeft overwogen dat het college van burgemeester en wethouders de wijzigingsvoorwaarden in acht heeft genomen en dat het advies van de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen bevestigt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering. De voorzitter heeft vastgesteld dat de afstand van de kassen tot de woning van de appellant ongeveer 34 meter bedraagt en dat er landschappelijke beplanting zal worden aangebracht. De voorzitter concludeert dat de voorziene uitbreiding niet leidt tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van de appellant en dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 15 juli 2009.

Uitspraak

200901897/1 en 200901897/2.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 januari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 21 oktober 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Wijzigingsplan Buitengebied [locatie]" (hierna: het wijzigingsplan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 maart 2009, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dekon beheer B.V. (hierna: Dekon) hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juni 2009, waar [appellant], beiden in persoon en bijgestaan door mr. J.M.S. Salomons, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, is verschenen. Voorts zijn ter zitting het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door G.M.J. van Peperstraten, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij en Dekon, vertegenwoordigd door [deskundigen], werkzaam bij Looije Agro Technics, als belanghebbende gehoord.
De ter zitting aanwezige partijen hebben aldaar toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Het college heeft bij brief van 26 juni 2009 eveneens toestemming verleend onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust daarnaast op het college de taak om te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het wijzigingsplan voorziet in een wijziging van de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan), waarbij door het verplaatsen van de aan het perceel [locatie] toegekende aanduiding "kassenperceel" een verruiming van het kassenperceel van Dekon mogelijk wordt gemaakt ten behoeve van 6000 m² extra kassen aan de westzijde van de bestaande kassen en ten behoeve van een extra technische ruimte aan de oostzijde van de bestaande kassen.
2.4. [appellant] stelt in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Daartoe voert hij aan dat, vanwege de korte afstand van de voorziene kassen tot zijn woning, zijn woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast door geluid- en lichthinder en stankoverlast. In dit verband voert hij aan dat ten onrechte geen akoestisch is onderzoek gedaan en evenmin duidelijk is geworden of kan worden voldaan aan de normen in het Besluit glastuinbouw. Volgens [appellant] is bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de thans voorziene uitbreiding noodzakelijk is voor Dekon, te meer nu reeds plannen bestaan voor een verdere uitbreiding van de glasopstanden.
2.5. Aan het perceel [locatie] is in het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied, categorie 1 -A1-" met de nadere aanduiding "glastuinbouw toegestaan" toegekend. Aan een deel van het perceel is in het bestemmingsplan de aanduiding "kassenperceel" toegekend.
Ingevolge artikel III.1., lid BI, sub 1b2, van de voorschriften van het bestemmingsplan mogen op gronden met de bestemming "Agrarisch gebied, categorie 1 -A1-" met de nadere aanduiding "glastuinbouw toegestaan" uitsluitend bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor de genoemde bestemming worden gebouwd met dien verstande dat de bedrijfsgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en kassen dienen te worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven kassenperceel waarbij de oppervlakte van het bebouwingvlak ten hoogste 3,5 hectare mag bedragen; de oppervlakte van bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde, ten hoogste 5000 m² mag bedragen en de oppervlakte van kassen ten hoogste 3 hectare mag bedragen.
Ingevolge artikel III.1., lid BIII, sub 1b, van deze voorschriften, voor zover thans van belang, mag het college van burgemeester en wethouders de op de plankaart aangegeven bebouwingsgrenzen veranderen indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening of doelmatige bedrijfsontwikkeling, noodzakelijk en/of gewenst is en daarmee de eventueel aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Ingevolge artikel III.1., lid BIII, sub 2, mag het college van burgemeester en wethouders eerst overgaan tot wijziging van de plankaart nadat hij de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen in de provincie Noord- Brabant schriftelijke om advies heeft gevraagd.
2.6. [appellant] woont op [woonadres], schuin tegenover het perceel [locatie]. De afstand van het perceel [locatie] tot de woning van [appellant] bedraagt ongeveer 34 meter.
2.7. Niet in geschil is dat met het wijzigingsplan de in artikel III.1., lid BI, sub 1b2, van de voorschriften van het bestemmingsplan opgenomen maximale bebouwingsoppervlakken niet worden overschreden.
Het college van burgemeester en wethouders heeft in overeenstemming met de wijzigingsvoorwaarde in artikel III.1., lid BIII, sub 2, van de voorschriften van het bestemmingsplan voor de vaststelling van het wijzigingsplan advies gevraagd aan de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen over de voorziene uitbreiding van het kassenperceel. In haar advies van 30 juni 2008 staat, dat naar het oordeel van de commissie de realisatie van de gevraagde uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling. Hierbij heeft zij met name in aanmerking genomen dat uitbreiding noodzakelijk is vanwege aspecten zoals schaalvergroting, bedrijfsoptimalisatie en de toepassing van moderne technieken. Gelet op dit advies heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitoefening en doelmatige bedrijfsontwikkeling. Voor zover [appellant] stelt dat de thans voorziene uitbreiding niet langer noodzakelijk is nu Dekon plannen heeft voor een verdergaande uitbreiding van de glasopstanden wordt overwogen, dat dit een voornemen betreft waarvoor alle planologische procedures nog moeten worden doorlopen. Niet is aannemelijk gemaakt dat met die uitbreiding de thans voorziene uitbreiding niet langer noodzakelijk is. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omstandigheid dat Dekon voornemens is om in de toekomst verder uit te breiden geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college van burgemeester en wethouders niet in redelijkheid van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
2.8. Wat betreft het betoog van [appellant] dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat wordt als volgt overwogen.
De gronden waarop de uitbreiding van de kassen is voorzien zijn thans onbebouwd. Met het realiseren van de kassen zal het uitzicht voor [appellant] veranderen. Gelet op de afstand van ongeveer 34 meter tussen de woning van [appellant] en de voorziene kassen, heeft het college zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een ernstige aantasting van het uitzicht. Hierbij betrekt de voorzitter dat het tussenliggende terrein tussen de woning en de voorziene kassen zal worden voorzien van een landschappelijke beplanting.
Wat betreft de gestelde geluidhinder wordt overwogen dat vanwege de voorziene uitbreiding sprake kan zijn van enige toename van verkeer op de Brakkenstraat. Het college heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze toename zeer gering zal zijn nu de verkeersbewegingen van en naar Dekon plaatsvinden aan de zijde van de [locatie]. Verder is ter zitting onweersproken gesteld dat de geluidveroorzakende onderdelen van Dekon zich aan de zijde van de [locatie] bevinden. Het college heeft zich aldus in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van ernstige geluidhinder en dat geen aanleiding bestaat voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek.
Nu aan de voor de toepasselijkheid van het Besluit glastuinbouw in acht te nemen afstand van 25 meter tot het dichtstbijzijnde object categorie II wordt voldaan, heeft het college zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van ernstige geur- en lichthinder ter plaatse van de woning van [appellant]. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat niet aannemelijk is gemaakt dat niet aan de in het Besluit glastuinbouw opgenomen milieunormen kan worden voldaan en dat naleving van die normen een kwestie van handhaving betreft.
Gelet op het vorenstaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant] niet in ernstige mate wordt aangetast.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
432.