ECLI:NL:RVS:2009:BJ2602

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807785/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem over de selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 september 2008. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat was ingesteld door de wederpartij tegen zes besluiten van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en andere staatssecretarissen. Deze besluiten betroffen de vaststelling van een selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming over de periode 1945-2000.

De minister betoogde in hoger beroep dat de besluiten niet als algemeen verbindende voorschriften moeten worden aangemerkt, maar als concretiserende besluiten van algemene strekking. Echter, in een brief van 25 juni 2009 heeft de minister aangegeven geen belang meer te hebben bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de rechtsvraag al eerder door de Afdeling was beantwoord. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, aangezien de besluiten van 12 december 2005 niet door de rechtbank waren vernietigd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar beslissing op 9 juli 2009 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de minister griffierecht moet betalen. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsvraag en de rol van de rechtbank in het proces.

Uitspraak

200807785/1/H3.
Datum uitspraak: 9 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 september 2008 in zaken nrs. AWB 06/2184, 06/2186, 06/2187, 06/2188, 06/2189 en 06/2191 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1. Procesverloop
Bij zes onderscheiden besluiten van 12 december 2005 hebben de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris), de staatssecretaris gezamenlijk met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatsecretaris gezamenlijk met minister van Defensie, de staatssecretaris gezamenlijk met de minister van Financiën, de staatssecretaris gezamenlijk met de minister van Justitie, en de staatssecretaris gezamenlijk met de minister van Volksgezondheid, de "selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en de onder hen ressorterende actoren op het beleidsterrein Justitiële Jeugdzorg over de periode 1945-2000" en de daarbij behorende toelichting vastgesteld.
Bij uitspraak van 10 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard van het door [wederpartij] hiertegen ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Partijen hebben toestemming verleend om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De minister komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat de besluiten tot vaststelling van selectielijsten dienen te worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften. Hij betoogt dat de besluiten concretiserende besluiten van algemene strekking zijn.
2.1.1. De minister heeft bij brief van 25 juni 2009 laten weten dat hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep omdat de aan de orde zijnde rechtsvraag reeds eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 1 april 2009 in zaak nr.
200805599/1).
Gelet hierop en nu de besluiten 12 december 2005 niet door de rechtbank zijn vernietigd, is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2009
312-622.