ECLI:NL:RVS:2009:BI6510
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en mvv-vereiste voor gezinsleden van Turkse werknemer
In deze zaak gaat het om een vreemdeling die op 19 oktober 2000 Nederland is binnengekomen en op 14 november 2000 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft gekregen, met de beperking 'verblijf bij ouder'. Deze vergunning is laatstelijk verlengd tot 1 september 2005. De vreemdeling heeft echter sinds augustus 2004 niet meer bij zijn ouders gewoond, en zijn vader is sinds december 2005 terug in Turkije. De staatssecretaris van Justitie heeft de aanvraag van de vreemdeling om verlenging van de verblijfsvergunning afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend en de vreemdeling niet beschikte over de vereiste machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris stelt dat de vader van de vreemdeling, die al 24 jaar een WAO-uitkering ontving en volledig arbeidsongeschikt was, niet kan worden beschouwd als een Turkse werknemer in de zin van artikel 7 van Besluit nr. 1/80, omdat hij niet tot de legale arbeidsmarkt behoort. De rechtbank had eerder de aanvraag van de vreemdeling gegrond verklaard, maar de staatssecretaris is in hoger beroep gegaan.
De Raad van State oordeelt dat de vader van de vreemdeling, gezien zijn arbeidsongeschiktheid, inderdaad niet tot de legale arbeidsmarkt behoort. Dit betekent dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor de vrijstelling van het mvv-vereiste op basis van artikel 7 van Besluit nr. 1/80. De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Raad concludeert dat de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden voor verlenging van zijn verblijfsvergunning, omdat hij niet beschikt over een geldige mvv.