200902518/2/H3.
Datum uitspraak: 13 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 februari 2009 in zaak nr. 08/74 in het geding tussen:
het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Bij besluit van 25 augustus 2005 heeft het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (hierna: het college) het verzoek van [verzoeker] om toezending van alle op het deelrapport "Het derde klaphek voorbij?" betrekking hebbende stukken, waaronder gespreksverslagen met respondenten, afgewezen.
Bij besluit van 30 maart 2006 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2007 heeft de rechtbank Alkmaar het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 oktober 2007 in zaak nr.
200701294/1heeft de Afdeling het daartegen ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 30 maart 2006 vernietigd.
Bij besluit op bezwaar van 19 november 2007 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 25 augustus 2005, voor zover dat is gericht tegen de inhoudelijke weigeringsgronden, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2009, verzonden op 5 maart 2009, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 november 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een reactie ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 mei 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G.A. van der Veen, advocaat te Rotterdam, is verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college heeft verzocht de uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeiende verplichting tot het nemen van een nieuw besluit op bezwaar hangende het hoger beroep op te schorten. Daaraan heeft het ten grondslag gelegd dat het voldoen aan deze verplichting tot gevolg zal hebben dat gedeelten van documenten openbaar worden gemaakt voordat op het hoger beroep is beslist, waardoor een onomkeerbare situatie ontstaat.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college per document of per onderdeel daarvan had moeten beoordelen en onderbouwen of openbaarmaking daarvan achterwege mag blijven.
2.4. Omdat de aangevallen uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank verzet artikel 39, eerste lid, van de Wet op de Raad van State zich tegen het toepassen van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het door [verzoeker] in zijn reactie gedane verzoek om meteen in de hoofdzaak uitspraak te doen kan dan ook reeds daarom niet worden gehonoreerd.
2.5. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat geen nieuw besluit op bezwaar behoeft te worden genomen voordat op het hoger beroep is beslist. Het is niet onaannemelijk dat het uitvoeren van de uitspraak voordat op het hoger beroep is beslist onomkeerbare gevolgen zou kunnen hebben, waardoor de behandeling van de bodemzaak door de Afdeling in zoverre illusoir zou zijn. Gelet daarop ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Partijen zijn het met elkaar eens dat deze procedure, gelet op de relatief lange voorgeschiedenis, zo spoedig mogelijk tot een einde dient te komen. Gelet daarop zal de voorzitter bevorderen dat de bodemzaak in de maanden juli of augustus ter zitting zal worden behandeld.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat het college geen nieuw besluit op bezwaar behoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Graat
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009