ECLI:NL:RVS:2009:BH5547

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804104/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het dagelijks bestuur inzake dwangsommen voor funderingswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 23 april 2008 het besluit van het dagelijks bestuur, dat B.V. Automobielbedrijf- en Handelsonderneming De Hoofdstad had gelast om funderingswerkzaamheden uit te voeren, vernietigd voor zover het de hoogte van de dwangsommen betrof. Het dagelijks bestuur had op 6 juli 2006 aan De Hoofdstad dwangsommen opgelegd van in totaal € 498.000,00, indien de werkzaamheden niet binnen de gestelde termijnen zouden worden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde dwangsommen onevenredig hoog waren, wat het dagelijks bestuur in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de zitting op 29 januari 2009 heeft het dagelijks bestuur betoogd dat de hoogte van de dwangsommen gerechtvaardigd was, omdat deze waren vastgesteld op anderhalf maal de begrote kosten van de uitvoering van de last. Het dagelijks bestuur stelde dat deze hoogte noodzakelijk was om de naleving van de opgelegde last te waarborgen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het betoog van het dagelijks bestuur gevolgd en geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de dwangsommen onevenredig hoog waren. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van De Hoofdstad ongegrond.

De beslissing van de Raad van State benadrukt het belang van de financiële prikkel die van een dwangsom uitgaat en bevestigt dat de hoogte van de dwangsommen kan worden afgestemd op de kosten van de uitvoering van de last. De uitspraak heeft implicaties voor de wijze waarop bestuursorganen dwangsommen kunnen vaststellen en de verhouding tussen de kosten van uitvoering en de opgelegde lasten.

Uitspraak

200804104/1.
Datum uitspraak: 11 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2008 in zaak nr. 07/744 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Automobielbedrijf- en Handelsonderneming De Hoofdstad, gevestigd te Amsterdam,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 6 juli 2006 heeft appellant (hierna: het dagelijks bestuur) B.V. Automobielbedrijf- en Handelsonderneming De Hoofdstad (hierna: De Hoofdstad) op straffe van dwangsommen van onderscheidenlijk € 127.500,00, € 127.500,00, € 129.000,00 en € 114.000,00, gelast om binnen 22 weken aan te vangen met het vernieuwen van de funderingen van de panden Lange Leidsedwarsstraat 115, 117, 119 en 121 te Amsterdam (hierna: de panden) en de werkzaamheden binnen 32 weken te voltooien.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft het dagelijks bestuur het door De Hoofdstad daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2008, verzonden op 24 april 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door De Hoofdstad daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover het de hoogte van de dwangsommen betreft en het dagelijks bestuur opgedragen in zoverre een nieuw besluit op de gemaakte bezwaren te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
De Hoofdstad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2009, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.F.P. van Mierlo en mr. L.C. van Elewoud, beiden ambtenaar in dienst van het stadsdeel, en De Hoofdstad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank de opgelegde dwangsommen ten onrechte onevenredig hoog heeft geacht. De hoogte van de dwangsommen is bepaald op anderhalf maal de begrote kosten van de uitvoering van de last, omdat van een dwangsom een financiële prikkel moet uitgaan om de opgelegde last na te komen en de ervaring heeft geleerd dat een dwangsom van anderhalf maal de begrote kosten daar in het algemeen voor nodig is, aldus het dagelijks bestuur.
2.1.1. Dat betoog slaagt. Een opgelegde last dient door degene aan wie die is opgelegd nagekomen te worden. Om dat te bereiken mag de hoogte van de aan de last verbonden dwangsom worden afgestemd op de kosten van de uitvoering ervan.
Het in beroep aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat de opgelegde dwangsommen, gegeven de aard van de overtreding en de inhoud van de last, niet op de door het dagelijks bestuur gekozen hoogte mochten worden vastgesteld om de naleving ervan te verzekeren, zodat de dwangsommen niet verbeurd zouden worden. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, spelen uitgaven en inspanningen die betrekking hebben op andere werkzaamheden, dan waartoe de last noopt, geen rol.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 30 januari 2007 ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2008 in zaak nr. 07/744;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009
47-502.