ECLI:NL:RVS:2009:BH3252

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900700/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving ter bescherming van de dwerggans in De Abtskolk-De Putten

In deze zaak heeft de stichting Stichting De Faunabescherming op 5 januari 2009 het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland verzocht om een onderzoek in te stellen naar de verstoring van de dwerggans in het gebied De Abtskolk-De Putten en om handhavend op te treden. De stichting heeft de ontvangst van dit verzoek opgevat als een weigering om handhavend op te treden en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 9 februari 2009 heeft het college het verzoek van de stichting afgewezen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 11 februari 2009.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De stichting heeft gesteld dat de verstoring van de dwerggans wordt veroorzaakt door jachtactiviteiten en andere menselijke activiteiten in het gebied. Het college heeft echter aangegeven dat er geen overtredingen zijn geconstateerd en dat er toezicht wordt gehouden op de naleving van de Natuurbeschermingswet 1998. De voorzitter heeft geconcludeerd dat het college niet heeft onderkend dat het ook moet onderzoeken of er significante gevolgen voor de dwerggans zijn uitgesloten.

De voorzitter heeft het college opgedragen om uiterlijk op 27 februari 2009 een gewijzigd primair besluit te nemen omtrent het verzoek van de stichting om handhavend op te treden. Het verzoek is gedeeltelijk toegewezen, maar voor het overige afgewezen. Het college is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de stichting en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 13 februari 2009.

Uitspraak

200900700/1.
Datum uitspraak: 13 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting De Faunabescherming, gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 5 januari 2009 heeft de stichting Stichting De Faunabescherming (hierna: de stichting) het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) verzocht een onderzoek in te stellen naar verstoring van de dwerggans in het gebied De Abtskolk-De Putten en daartegen handhavend op te treden.
Bij brief van 16 januari 2009, nr. 2009-696, heeft het college de ontvangst van het verzoek om handhavend op te treden bevestigd en heeft het medegedeeld dat het hierop inhoudelijk zal reageren binnen een termijn van zes weken na ontvangst van het verzoek.
De stichting heeft deze brief van 16 januari 2009 opgevat als een weigering om handhavend op te treden en heeft daartegen bezwaar gemaakt bij brief van 26 januari 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 9 februari 2009, nr. 2009-3963, heeft het college het verzoek van de stichting om handhavend op te treden, afgewezen.
De voorzitter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ter zitting behandeld op 11 februari 2009, waar de stichting, vertegenwoordigd door haar voorzitter, [voorzitter], bijgestaan door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.A. Schoordijk en drs. J. van Genderen, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het bezwaar van de stichting van 26 januari 2009 geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 9 februari 2009, waarbij het verzoek om handhavend op te treden is afgewezen.
Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven geen belang meer te hechten aan een uitspraak van de voorzitter over de vraag of tijdig een besluit is genomen omtrent het verzoek om handhavend op te treden. Buiten bezwaren van partijen heeft de stichting haar bezwaar tegen het besluit van 9 februari 2009 ter zitting aangevuld.
2.3. Het verzoek van de stichting om handhavend op te treden ziet op vermeende verstoring van de dwerggans in het gebied "De Abtskolk-De Putten", dat, op grond van de uitspraak van de Afdeling van 29 december 2004, nr. 200408181/1 (www.raadvanstate.nl), moet worden geacht te zijn aangewezen als speciale beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn. Volgens de stichting wordt de verstoring van de in dit gebied overwinterende dwerggans veroorzaakt doordat boven de weilanden smienten worden afgeschoten, met (vaak loslopende) honden door de weilanden wordt gelopen, stukken grasland worden gescheurd en omgeploegd, in diverse weilanden stokken met wimpels zijn geplaatst om ganzen te verjagen en doordat meer in algemene zin luid claxonnerend en in de lucht schietend door het gebied wordt gereden onderscheidenlijk gelopen.
2.3.1. Volgens het college is het goed jachtgebruik om bij de jacht op smienten een hond mee te nemen om geschoten wild op te halen. Ter zitting is naar voren gebracht dat het doden van smienten op dit moment in de gehele provincie niet is toegestaan. Volgens het college wordt hierop in de gehele provincie, dus ook in het gebied De Abtskolk-De Putten, intensief gecontroleerd.
Volgens het college houden inspecteurs van de provincie voortdurend toezicht op de naleving van onder meer de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998), en zijn in de laatste weken van 2008 en in de eerste weken van 2009 meerdere keren per week zowel overdag als 's avonds en 's nachts controles uitgevoerd in het gebied, waarbij een deel van de controles in 2008 in samenwerking met de politie is uitgevoerd. Bij deze controles zijn tot nu toe geen overtredingen geconstateerd, aldus het college. Volgens het college houdt de politie toezicht op het onnodig in de lucht schieten en onnodig claxonneren, en zullen de inspecteurs van de provincie optreden indien dergelijke activiteiten aantoonbaar negatieve gevolgen hebben voor het gebied.
In zoverre ziet de voorzitter dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.2. Het college heeft zich in zijn besluit van 9 februari 2009 op het standpunt gesteld dat het plaatsen van stokken met wimpels in het veld ter verjaging van ganzen naar andere percelen een preventief middel vormt in het kader van beheer en schadebestrijding, en op grond van de Verordening Vrijstellingen Flora- en faunawet Noord-Holland 2002 is toegestaan. Volgens het college bestaan voor de ganzen voldoende uitwijkmogelijkheden. Het bestaande agrarische gebruik van gronden in het gebied De Abtskolk-De Putten kan worden voortgezet totdat een beheerplan voor het gebied is opgesteld, aldus het college. Ten aanzien van het omploegen van gronden heeft de stichting volgens het college onvoldoende gegevens overgelegd om daartegen handhavend te kunnen optreden.
De voorzitter overweegt dat, wat er zij van het betoog dat sprake is van bestaand gebruik, het college niet heeft onderkend dat het is gehouden om ook in die situatie te onderzoeken of bij het preventief verjagen door middel van het plaatsen van stokken met wimpels significante gevolgen voor de dwerggans zijn uitgesloten. Daarbij is van belang dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre, zoals gesteld, de dwerggans voldoende uitwijkmogelijkheden ter beschikking staan, en heeft het college nagelaten om onderzoek te doen naar mogelijke verstoring van de dwerggans door het omploegen van land. Ter zitting is aan de orde gesteld dat het college nader dient te onderzoeken of significante gevolgen voor de dwerggans zijn uitgesloten. Het college heeft kenbaar gemaakt dat op dit punt nader onderzoek zal worden verricht en dat dit onderzoek binnen twee weken kan worden afgerond.
2.3.3. Uit het voorgaande volgt dat aan het primaire besluit een gebrek kleeft dat binnen een termijn van twee weken kan worden weggenomen. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het college op te dragen om uiterlijk op 27 februari 2009 met toepassing van artikel 6:18 van de Awb een gewijzigd primair besluit te nemen omtrent het verzoek van de stichting Stichting De Faunabescherming om handhavend op te treden tegen overtreding van de Nbw 1998 in verband met verstoring van de dwerggans in De Abtskolk-De Putten.
Thans is onvoldoende inzichtelijk op welke plaatsen en in welke mate sprake is van het plaatsen van stokken met wimpels en het omploegen van land in het gebied De Abtskolk-De Putten en evenmin in hoeverre deze handelingen een significant verstorend effect hebben op de dwerggans. Het zou derhalve te ver strekken om het college thans op te dragen handhavend op te treden tegen overtreding van de Nbw 1998. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een verdere voorlopige voorziening.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek gedeeltelijk toe;
II. draagt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op om uiterlijk op 27 februari 2009 met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht een gewijzigd primair besluit te nemen omtrent het verzoek van de stichting Stichting De Faunabescherming om handhavend op te treden tegen overtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met verstoring van de dwerggans in De Abtskolk-De Putten;
III. wijst het verzoek voor het overige af;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij de stichting Stichting De Faunabescherming in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan de stichting Stichting De Faunabescherming onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de provincie Noord-Holland aan de stichting Stichting De Faunabescherming het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Broodman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2009
204-528.