ECLI:NL:RVS:2008:BG9597
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling had op 14 oktober 2008 een besluit ontvangen waarin hij in vreemdelingenbewaring werd gesteld. Hiertegen had hij op 27 oktober 2008 beroep ingesteld, maar de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, verklaarde dit beroep op 6 november 2008 niet ontvankelijk. De vreemdeling stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak, maar de Afdeling oordeelde dat zij onbevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit volgt dat tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 96 van die wet geen hoger beroep openstaat. De vreemdeling betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat zijn beroep gericht was tegen de omgezette maatregel van bewaring, maar de Afdeling oordeelde dat het beroep moest worden opgevat als gericht tegen het voortduren van de bewaring. De Afdeling concludeerde dat er geen grond was om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat er geen sprake was van ernstige schending van de eisen van goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent hoger beroep in vreemdelingenzaken en de noodzaak voor vreemdelingen om goed op de hoogte te zijn van de juridische mogelijkheden en beperkingen die hen aangaan.