ECLI:NL:RVS:2008:BG7183

Raad van State

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804759/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar herinrichting Arkelse Onderweg door college van burgemeester en wethouders van Gorinchem

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 9 mei 2008. Het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem had op 5 april 2007 aan [appellant A] medegedeeld dat het voornemens was om in de berm voor Arkelse Onderweg 97 tot en met 105 een parkeerstrook met inritten en een trottoir aan te brengen. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant A] en [appellant B] tegen dit voornemen op 12 juli 2007 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat de brief van 5 april 2007 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Dit oordeel werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd.

De Afdeling overwoog dat de brief van 5 april 2007 niet gekwalificeerd kan worden als een verkeersbesluit, omdat deze geen beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers met zich meebracht. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de Arkelse Onderweg, na de herinrichting, toegankelijk blijft voor dezelfde categorieën weggebruikers. De Afdeling concludeerde dat de berm ter hoogte van de woning van [appellanten] geen weg is, maar deel uitmaakt van een weg volgens de Wegenwet. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200804759/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/848 van de rechtbank Dordrecht van 9 mei 2008 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem.
1. Procesverloop
Bij brief van 5 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem (hierna: het college) aan [appellant A] medegedeeld dat het voornemens is om in de berm voor Arkelse Onderweg 97 tot en met 105 een parkeerstrook met inritten en een trottoir aan te brengen.
Bij besluit van 12 juli 2007 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 9 mei 2008, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juli 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2008, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door A. Bil en R.T. Vermeulen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
2.2. Het college heeft tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar besloten omdat de brief van 5 april 2007 geen besluit behelst waartegen bezwaar kon worden gemaakt.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat na realisering van de herinrichting de Arkelse Onderweg, althans het weggedeelte ter hoogte van de woning van [appellanten] als zodanig toegankelijk blijft voor dezelfde categorieën weggebruikers. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de brief van 5 april 2007 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2.4. [appellanten] bestrijdt dit oordeel van de rechtbank.
Daartoe betoogt hij allereerst dat de brief van 5 april 2007 waarin het voornemen tot herinrichting van de Arkelse Onderweg werd medegedeeld is te beschouwen als een verkeersbesluit ingevolge artikel 15, tweede lid, van de WVW 1994. Daartoe betoogt hij dat verschillende stroken in lengterichting van de Arkelse Onderweg voor andere categorieën weggebruikers worden opengesteld of gesloten dan voorheen. Bovendien wijst [appellanten] erop dat de rechtbank er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat de berm ter hoogte van zijn woning al jaren in gebruik en onderhouden is als tuin en dat die berm na de herinrichting weer toegankelijk is voor weggebruikers.
Voorts voert [appellanten] aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de brief van 5 april 2007 kan worden aangemerkt als een door het college onbevoegd genomen besluit op grond van de Wegenwet. Hij stelt daartoe dat als gevolg van de herinrichting van de Arkelse Onderweg de berm ter hoogte van hun woning weer openbare weg wordt.
2.5. Met de rechtbank, die terecht aansluiting heeft gezocht bij de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2005, nr.
200405159/1, is de Afdeling van oordeel dat de brief van 5 april 2007 niet gekwalificeerd kan worden als een verkeersbesluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. Deze brief ziet op het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van die weg. Een dergelijke brief moet ingevolge artikel 15, tweede lid, van de WVW 1994 slechts als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt, indien deze maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik maakt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2005 vloeit voort dat het begrip "weggedeelte" in voormelde bepaling moet worden begrepen als een in lengterichting van de weg onderscheiden deel van die weg over de volle breedte van de weg.
De omstandigheid dat de berm ter hoogte van de woning van [appellanten] wordt ingericht als parkeerstrook brengt geen verandering in de categorieën weggebruikers die van de Arkelse Onderweg ter hoogte van zijn woning gebruik mogen maken. Van een beperking dan wel een uitbreiding van die categorieën is dan ook geen sprake. Dat de berm ter hoogte van de woning van [appellanten] een andere functie krijgt doet hier niet aan af.
Naar aanleiding van het betoog dat sprake is van een besluit op grond van de Wegenwet stelt de Afdeling vast dat een berm geen weg is maar deel uitmaakt van een weg als bedoeld in artikel 1 van de Wegenwet. Nu [appellanten] in beroep niets heeft aangevoerd op grond waarvan aannemelijk zou kunnen worden geacht dat de Arkelse Onderweg al dan niet ter plaatse van zijn woning gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor ieder toegankelijk is geweest, was er voor de rechtbank geen grond te onderzoeken of de brief van 5 april 2007 een impliciet en onbevoegd genomen besluit ingevolge de Wegenwet behelsde.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008.
176-591.