200801410/1.
Datum uitspraak: 26 november 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep (artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats], onderscheidenlijk [woonplaats],
eisers
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2006 hebben de colleges van burgemeester en wethouders van Veenendaal en Rhenen (hierna: de colleges) geweigerd handhavend op te treden tegen door de gemeente Veenendaal op het perceel Mispel 36a te Veenendaal (hierna: het perceel) opgerichte noodlokalen.
Bij besluit van 4 september 2007 hebben de colleges de door eisers (hierna ook onderscheidenlijk: [appellanten sub 2] en [appellant sub 1]) daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard en bepaald dat de noodlokalen per
1 september 2008 zullen worden verwijderd en verwijderd gehouden.
Bij uitspraak van 14 januari 2008, verzonden op 15 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door eisers daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 4 september 2007 vernietigd, de bezwaren gegrond verklaard, de gemeente Veenendaal onder aanzegging van bestuursdwang door de colleges gelast om binnen vier maanden de op het perceel geplaatste noodlokalen te verwijderen en verwijderd te houden en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de colleges bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 maart 2008.
[appellanten sub 2] hebben een verweerschrift ingediend. Ook [appellant sub 1] heeft dat gedaan.
Bij besluit van 26 februari 2008, verzonden op 3 maart 2008, hebben de colleges, voor zover thans van belang, de door de rechtbank gegeven aanzegging ingetrokken.
Tegen dat besluit hebben eisers bij onderscheiden brieven van 1 april 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld. De beroepen zijn door de rechtbank ter behandeling doorgestuurd naar de Afdeling.
Bij faxbericht van 22 oktober 2008 hebben de colleges het door hen ingestelde hoger beroep ingetrokken.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2008, waar de colleges, vertegenwoordigd door mr. G. Oudshoorn, advocaat te Arnhem en H.G. van Olderen, ambtenaar in dienst van de gemeente Veenendaal, [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. M.C. Spil, advocaat te Arnhem, en [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, zijn verschenen.
2.1. Het besluit van 26 februari 2008 wordt ingevolge artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht voorwerp te zijn van dit geding. De bij de rechtbank ingediende beroepschriften worden bij dit geding betrokken. Als gevolg van de omstandigheid dat de colleges het door hen ingestelde hoger beroep hebben ingetrokken is het geding beperkt tot de beroepen van eisers tegen dat besluit en heeft de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2008 kracht van gewijsde gekregen.
2.2. Eisers betogen dat - samengevat weergegeven - de colleges niet bevoegd waren om de door de rechtbank gegeven aanzegging in te trekken en die intrekking daarom vernietigd moet worden.
2.2.1. Bij eerder besluit van 26 februari 2008 hebben de colleges vrijstelling en bouwvergunning verleend ten behoeve van de noodlokalen op het perceel en die noodlokalen daarmee gelegaliseerd. Dat die vrijstelling en bouwvergunning - als gesteld - door de voorzieningenrechter nadien bij uitspraak van 24 april 2008 zijn geschorst, laat onverlet dat ten tijde van het besluit van 26 februari 2008, waarbij de door de rechtbank gegeven aanzegging is ingetrokken, geen overtreding bestond, waartegen handhavend opgetreden kon worden. Gelet hierop, waren de colleges niet slechts bevoegd en gerechtigd, maar ook gehouden om de door de rechtbank gegeven aanzegging in te trekken. Het betoog faalt.
2.3. De beroepen zijn ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de door [appellant sub 1], [appellanten sub 2] tegen het besluit van 26 februari 2008 van de colleges van burgemeester en wethouders van Veenendaal en Rhenen, voor zover daarbij de door de rechtbank Utrecht gegeven aanzegging is ingetrokken, ingestelde beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Huijben
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2008