ECLI:NL:RVS:2008:BF0977

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200801467/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 14 januari 2008 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 9 oktober 2006, waarin zijn aanvraag om inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie met terugwerkende kracht per 1 juli 2004 was afgewezen. Het college had de aanvraag afgewezen omdat [wederpartij] niet stond ingeschreven in de gemeentelijke administratie, ondanks zijn claim dat hij al sinds 1 juli 2004 op het adres woonde.

Het college heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 13 augustus 2008 is de zaak behandeld, waarbij zowel het college als [wederpartij] vertegenwoordigd waren. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college de datum van inschrijving kon baseren op de feitelijke woonplaats van [wederpartij]. Volgens de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) moet de inschrijving plaatsvinden op basis van de datum van ontvangst van de aangifte van adreswijziging.

De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van [wederpartij] ongegrond verklaard. Tevens is het besluit van het college van 8 mei 2008 vernietigd, omdat de grondslag aan dit besluit was komen te ontvallen. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200801467/1.
Datum uitspraak: 17 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1336 van de rechtbank Utrecht van 14 januari 2008 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college) de aanvraag van [wederpartij] om hem met terugwerkende kracht per 1 juli 2004 in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort op het adres [locatie], afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2008, verzonden op 17 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 9 oktober 2006 te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 mei 2008 heeft het college het bezwaar van [wederpartij] tegen het besluit van 9 oktober 2006 gegrond verklaard en hem met terugwerkende kracht per 1 juli 2004 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort op het adres [locatie].
[wederpartij] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 augustus 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C. Visser, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door G.H.C. de Groot, belastingadviseur, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 24 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) geschiedt de inschrijving in een basisadministratie op grond van de geboorteakte, de aangifte van de betrokkene of ambtshalve.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, wordt op grond van zijn aangifte van adreswijziging de ingezetene die zijn adres in een andere gemeente dan de gemeente van inschrijving heeft gevestigd, in die andere gemeente in de basisadministratie ingeschreven.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, worden aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, gegevens betreffende het adres ontleend, tenzij aannemelijk is dat hij het vermelde adres niet heeft.
Ingevolge het derde lid, wordt als datum van adreswijziging de dag opgenomen waarop de aangifte is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens betreffende het adres aan betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge het tweede lid, geeft het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van hoofdstuk 2 van de Wet GBA.
2.2. In zijn aanvraag van 11 augustus 2006, welke is afgewezen bij het besluit van het college van 9 oktober 2006, heeft [wederpartij] het college verzocht hem met terugwerkende kracht per 1 juli 2004 in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort op het adres [locatie]. In deze aanvraag heeft [wederpartij] gesteld dat, hoewel hij niet stond ingeschreven in de gemeentelijke administratie van Amersfoort, hij reeds per 1 juli 2004 woonachtig is op het genoemde adres.
2.3. Het college heeft [wederpartij], naar aanleiding van een door hem op of omstreeks 14 september 2006 ingediende aangifte van adreswijziging, met ingang van 14 september 2006 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort op het adres [locatie]. In het in bezwaar gehandhaafde besluit van 9 oktober 2006 heeft het college geweigerd deze datum te wijzigen in 1 juli 2004. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank bewezen geacht dat [wederpartij] reeds vanaf 1 juli 2004 in Amersfoort verbleef en heeft zij, gelet hierop, het besluit op bezwaar van 16 april 2007 wegens strijd met artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA vernietigd.
2.4. Het college betoogt onder meer dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 47 van de Wet GBA inschrijving met ingang van de datum van ontvangst van de aangifte van adreswijziging dwingend voorschrijft. Met de weigering om de datum van 14 september 2006 als datum van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van Amersfoort te veranderen in 1 juli 2004 is uitvoering gegeven aan het bepaalde in dit artikel, aldus het college.
2.4.1. Dit betoog slaagt. Gelet op het bepaalde in artikel 82, tweede lid, van de Wet GBA, kan het college slechts met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de eerste afdeling van hoofdstuk 2 van de Wet GBA uitvoering geven aan een verzoek tot verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens in de gemeentelijke basisadministratie. Ingevolge artikel 47, derde lid, van de Wet GBA, welk artikel deel uitmaakt van de eerste afdeling van hoofdstuk 2 van de Wet GBA, dient als datum van adreswijziging te worden opgenomen de dag waarop de aangifte van adreswijziging is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens betreffende het adres van betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geeft noch artikel 82 van de Wet GBA, noch enige andere wettelijke bepaling het college de bevoegdheid om de datum van adreswijziging te baseren op de dag waarop de betrokkene feitelijk op een nieuw adres is gaan wonen.
2.5. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De overige gronden van het hoger beroep behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Aangezien het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van het college van 9 oktober 2006 uitsluitend is gebaseerd op zijn stelling dat hij sinds 1 juli 2004 op het adres [locatie] te [plaats] woont, zal de Afdeling, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, dit beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Het besluit van het college van 8 mei 2008 is een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling zal dit besluit op grond van artikel 6:19, eerste lid, in verbinding met artikel 6:24 van de Awb, in de beoordeling betrekken.
Uit het voorgaande volgt dat de grondslag aan het besluit van 8 mei 2006 is komen te ontvallen. Om deze reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 januari 2008 in zaak nr. 07/1336;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van 8 mei 2008, kenmerk DIA/FJD/JZ/PK/2748194, gegrond;
V. vernietigt dat besluit.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2008
312-582.