ECLI:NL:RVS:2008:BE9297

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200708463/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen

In deze zaak heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van [vergunninghouder], gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Het college van burgemeester en wethouders van Lopik heeft op 15 januari 2007, na een eerdere uitspraak van de Afdeling op 10 oktober 2007, opnieuw beslist op het bezwaar van [appellant].

Op 30 november 2007 hebben [appellant] en [appellante] beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 20 november 2007. De zaak is behandeld op 21 juli 2008, waar [appellant] zijn beroep heeft ingetrokken. [appellante] was vertegenwoordigd door E. Verkaik, terwijl het college werd vertegenwoordigd door G.A.J. Bovens. Ook [vergunninghouder] was aanwezig, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door A. Voerman.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat [appellante] geen bezwaar heeft gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om handhavingsmiddelen. Hierdoor is er geen grond voor het oordeel dat haar dit niet kan worden verweten. Gelet op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan [appellante] geen beroep instellen tegen het op bezwaar genomen besluit.

De Afdeling heeft het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 augustus 2008.

Uitspraak

200708463/1.
Datum uitspraak: 27 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Lopik,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 15 februari 2006 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 27 december 2005 om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de inrichting van [vergunninghouder], gelegen aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 15 januari 2007, verzonden op 17 januari 2007, in samenhang met zijn aanvullende brief van 9 februari 2007, heeft het college van burgemeester en wethouders van Lopik (hierna: het college) beslist op het bezwaar van [appellant].
De Afdeling heeft voornoemd besluit bij uitspraak van 10 oktober 2007, nr.
200702051/1, vernietigd voor zover afwijzend is beslist op het verzoek om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen.
Bij besluit van 20 november 2007, verzonden op 22 november 2007, heeft het college opnieuw beslist op het bezwaar van [appellant].
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2007, hebben [appellant] en [appellante] (hierna: [appellante]) beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 20 november 2007.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2008, waar [appellant] in persoon, die zijn beroep aldaar heeft ingetrokken, en [appellante], vertegenwoordigd door E. Verkaik, en het college, vertegenwoordigd door G.A.J. Bovens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door A. Voerman, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat haar dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. [appellante] kan daarom, gelet op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, geen beroep instellen tegen het op bezwaar genomen besluit.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008
431.