ECLI:NL:RVS:2008:BD5358

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707082/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en hennepkwekerij in Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord bestuursdwang heeft toegepast tegen een hennepkwekerij op een perceel in Rotterdam. Het dagelijks bestuur had op 13 juni 2006 besloten om bestuursdwang toe te passen, nadat op 7 april 2006 een hennepkwekerij was aangetroffen. Het bezwaar van de appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 28 augustus 2007. De appellante, die de woning had onderverhuurd, stelde dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij niet als overtreder kon worden aangemerkt.

Tijdens de zitting bij de Raad van State op 6 mei 2008 werd de zaak behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de appellante als overtreder kon worden aangemerkt. De Afdeling concludeerde dat de appellante niet wist en ook niet redelijkerwijs had kunnen weten dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur alsnog gegrond. Het dagelijks bestuur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellante.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering en de verantwoordelijkheden van huurders en onderhuurders in gevallen van illegaal gebruik van onroerend goed.

Uitspraak

200707082/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1076 van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord van de gemeente Rotterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord van de gemeente Rotterdam (hierna: het dagelijks bestuur) zijn beslissing om op 7 april 2006 jegens [appellante] bestuursdwang toe te passen ten aanzien van de op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) aangetroffen hennepkwekerij, op schrift gesteld.
Bij besluit van 8 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 augustus 2007, verzonden op 29 augustus 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2007, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2008, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. L. Sprengers en mr. I. Baens, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Vreewijk" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Meergezinshuizen".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn de gronden, aangewezen voor "meergezinshuizen", bestemd voor gestapelde woningen met de daarbij behorende tuinen.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, is het verboden de in het bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken - voor zover daarin geen scholen zijn gevestigd - geheel of gedeeltelijk te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.
Ingevolge artikel 1 van de voorschriften van de "Tweede verzamelherziening inzake gebruiksbepaling" (hierna: de verzamelherziening) dient in de gebruiksbepalingen, welke onder welke benaming ook onderdeel uitmaken van de bestemmingsplannen die zijn vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlagen A en B, onder "gebruik" te worden verstaan: gebruiken, in gebruik geven, doen gebruiken of laten gebruiken.
Het bestemmingsplan is opgenomen in bijlage B bij de verzamelherziening.
2.2. Het laten gebruiken van de op het perceel gelegen woning als hennepkwekerij is in strijd met artikel 35, eerste lid, van de planvoorschriften, gelezen in samenhang met artikel 1 van de voorschriften van de verzamelherziening, zodat het dagelijks bestuur terzake handhavend kon optreden.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat zij als overtreder kan worden aangemerkt. Daartoe voert zij aan dat zij de woning Zeisstraat 56 (hierna: de woning) had onderverhuurd aan de heer [naam] en dat deze zonder haar medeweten de hennepkwekerij heeft opgericht.
2.3.1. De rechtbank heeft - in aanmerking genomen dat [appellante] geen professionele verhuurder is - ten onrechte overwogen dat de omstandigheid dat zij de woning huurt, reeds tot de conclusie leidt dat zij overtreder is van het verbod, opgenomen in artikel 35, eerste lid, van de planvoorschriften gelezen in samenhang met artikel 1 van de voorschriften van de verzamelherziening. De enkele omstandigheid dat zij de woning heeft onderverhuurd aan [naam] en hij vervolgens de woning in strijd met de bestemming is gaan gebruiken, leidt evenmin tot die conclusie. Slechts indien [appellante] wist, dan wel redelijkerwijs had kunnen weten, dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt, kan zij als overtreder van het voormelde verbod worden aangemerkt.
2.3.2. Niet in geschil is dat [appellante] niet wist dat de woning als hennepkwekerij werd gebruikt. Ook heeft het dagelijks bestuur bij het besluit op bezwaar geloof gehecht aan haar verklaring dat zij de woning in de periode van enkele maanden waarin zij deze aan [naam] had onderverhuurd, heeft bezocht en daar geen hennepkwekerij heeft aangetroffen. Voorts heeft [appellante] ter zitting onweersproken gesteld dat zij de woning in die periode verschillende keren van buiten heeft bekeken en daarbij geen aanwijzingen voor een hennepkwekerij heeft waargenomen. Volgens het dagelijks bestuur moet zij desondanks als overtreder van voormeld verbod worden aangemerkt omdat zij als huurster en onderverhuurster verantwoordelijk wordt gehouden voor het gebruik als hennepkwekerij. Dat is echter onvoldoende voor het oordeel dat [appellante] redelijkerwijs had kunnen weten dat de woning als zodanig door [naam] werd gebruikt. De door het dagelijks bestuur bij het besluit op bezwaar betrokken verklaring van ENECO maakt dat niet anders, nu het daaruit slechts heeft afgeleid dat met de hennepkwekerij waarschijnlijk in januari 2006 is begonnen, maar niet dat [appellante] van het desbetreffende gebruik op de hoogte had kunnen zijn.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 8 maart 2007 van het dagelijks bestuur alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2007 in zaak nr. 07/1076;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van 8 maart 2007, kenmerk 07.5573;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de deelgemeente Feijenoord aan [appellante] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de deelgemeente Feijenoord aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 357,00 (zegge: driehonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008
457.