ECLI:NL:RVS:2008:BC2547

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704003/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B. van Wagtendonk
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake subsidieaanpassing aan Stichting Platform Allochtone Ouderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Het college had op 11 november 2004 de subsidie van de Stichting Platform Allochtone Ouderen, die eerder was vastgesteld op € 19.429,00, verlaagd naar € 14.884,00 en € 4.545,00 teruggevorderd. De stichting maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde echter op 27 april 2007 dat het besluit van het college vernietigd moest worden en dat er een nieuw besluit genomen moest worden met inachtneming van de uitspraak. Het college ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 6 december 2007 verklaarde het college dat er geen grond meer bestond voor de verlaagde vaststelling van de subsidie, en dat er geen geschil meer was over de subsidie die aan de stichting was verleend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat er geen geschil meer bestond. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de stichting, die op € 322,00 werden vastgesteld, en er werd een griffierecht van € 428,00 opgelegd aan de gemeente Den Haag.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2008. De betrokken rechters waren R.W.L. Loeb, B. van Wagtendonk en D. Roemers, met mr. R.F.J. Bindels als ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200704003/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 april 2007 in zaak no. 06/1806 in het geding tussen:
de stichting Stichting Platform Allochtone Ouderen, gevestigd te Den Haag,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2004 heeft appellant (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan de stichting Stichting Platform Allochtone Ouderen (hierna: de stichting) de bij besluit van 17 december 2002 verleende subsidie ten bedrage van € 19.429,00 op € 14.884,00 vastgesteld en € 4.545,00 van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 13 december 2005 heeft het college het daartegen door de stichting gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 april 2007, verzonden op 4 mei 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Hiertegen heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2007, hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J. Hortensius, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 5 juni 2007 heeft het college zich, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor verlaagde vaststelling van de aan de stichting bij het besluit van 17 december 2002 verleende subsidie. Ter zitting van de Afdeling heeft het voorts verklaard dat eventuele gegrondverklaring van het hoger beroep niet alsnog tot verlaagde vaststellen van die subsidie zal leiden. Hieruit volgt dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de vaststelling van de bij het besluit van 17 december 2002 aan de stichting verleende subsidie. Het college heeft dan ook geen belang bij het hoger beroep.
Voor zover het college ter zitting heeft betoogd dat het belang is dat komt vast te staan, welke bewijskracht de geautomatiseerde gemeentelijke administratie van bezwaarschriften heeft, faalt dat beoog. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 25 april 2007 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200606565/1&verdict_id=16873">200606565/1</a>) is de bestuursrechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar, zoals in dit geval, geen zodanig geschil bestaat, is de bestuursrechter niet tot beantwoording van al dan niet principiële vragen gehouden.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij de stichting in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Den Haag aan de stichting onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. bepaalt dat van de gemeente Den Haag een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008
85-507.