ECLI:NL:RVS:2007:BB9925

Raad van State

Datum uitspraak
6 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707637/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunning voor wijzigingen aan beschermd monument landgoed Bouvigne te Breda

Op 6 december 2007 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Breda aan het waterschap Brabantse Delta. Deze vergunning betrof het aanbrengen van wijzigingen aan het beschermd monument landgoed Bouvigne te Breda. De Vereniging Vrienden van het Markdal en buitenplaats Bouvigne, de stichting Nederlandse Kastelenstichting en de vereniging Milieuvereniging De Groene Koepel hadden tegen deze vergunning beroep ingesteld, nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda op 25 september 2007 hun eerdere beroepen ongegrond had verklaard.

Het waterschap Brabantse Delta verzocht de Voorzitter van de Raad van State om de opschorting van de vergunning op te heffen, omdat deze opschorting zou leiden tot vertraging van de bouwactiviteiten en financieel nadeel voor het waterschap. Tijdens de zitting op 29 november 2007 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder vertegenwoordigers van het waterschap en de rechtspersonen die in beroep waren gegaan. De Voorzitter heeft de argumenten van beide zijden gehoord en overwogen dat de vergunning, voor zover het de sloop van bebouwing en de oprichting van een kantoorgebouw betreft, in redelijkheid verleend kon worden.

De Voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in hoger beroep geen stand zou houden. De adviezen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en andere betrokken instanties waren zorgvuldig tot stand gekomen en het college had deze adviezen in zijn besluitvorming meegenomen. De Voorzitter besloot uiteindelijk om de opschorting van de vergunning op te heffen, met uitzondering van de wijziging van de rechthoekige vijver, waar het waterschap geen spoedeisend belang bij had aangegeven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200707637/2.
Datum uitspraak: 6 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van het waterschap Brabantse Delta, gevestigd te Breda, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1.    de vereniging Vereniging Vrienden van het Markdal en buitenplaats Bouvigne, gevestigd te Breda,
2.    de stichting Nederlandse Kastelenstichting, gevestigd te Wijk bij Duurstede,
3.    de vereniging Milieuvereniging De Groene Koepel, gevestigd te Breda,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 25 september 2007 in de zaken nrs. 07/3641, 3408, 3424 en 3425 in het geding tussen de hiervoor onder 1, 2 en 3 genoemde rechtspersonen
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) aan het waterschap Brabantse Delta (hierna: het waterschap) vergunning verleend voor het aanbrengen van wijzigingen aan het beschermd monument landgoed Bouvigne te Breda.
Bij uitspraak van 25 september 2007, verzonden op 25 september 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen door voornoemde rechtspersonen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben die rechtspersonen hoger beroep ingesteld.
Het waterschap heeft de Voorzitter verzocht de ten gevolge van het ingestelde hoger beroep ingetreden opschorting van de hem verleende vergunning bij wijze van voorlopige voorziening op te heffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 november 2007, waar het waterschap, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, het college, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, de Vereniging Vrienden van het Markdal en buitenplaats Bouvigne, vertegenwoordigd door mr. B. Baan, advocaat te Etten-Leur, de Nederlandse Kastelenstichting, vertegenwoordigd door mr. J.A.M.A. Sluysmans, advocaat te Den Haag, en de Milieuvereniging De Groene Koepel, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen en hun standpunt nader hebben toegelicht.
2.    Overwegingen
2.1.    De vergunning betreft, voor zover thans van belang, de sloop van bebouwing, het oprichten van een kantoorgebouw ter plaatse van de te slopen bebouwing en het wijzigen van de tuin- en parkaanleg.
2.2.    Opschorting van de werking van de vergunning leidt ertoe dat geen bouwvergunning kan worden verleend en derhalve tot vertraging van de uitvoering van de voorziene bouwactiviteiten. Aannemelijk is dat deze vertraging leidt tot aanzienlijk financieel nadeel voor het waterschap.
Het heeft aldus spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
2.2.1.    Het college heeft grote betekenis gehecht aan het voorgeschreven advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans: Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; hierna: RACM).
Aan het college van burgemeester en wethouders komt beoordelingsvrijheid toe bij het nemen van een besluit op een aanvraag om verlening van een vergunning, als waarom het hier gaat.
Behalve de RACM hebben ook het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: GS) en de gemeentelijke commissie Welstand en Monumenten (hierna: de commissie) het college positief over de aanvraag geadviseerd. De Vereniging Vrienden van het Markdal en buitenplaats Bouvigne en de Nederlandse Kastelenstichting hebben, daartoe door het college in de gelegenheid gesteld, op deze adviezen gereageerd.
Deze reacties heeft het college aan de RACM, GS en de commissie voorgelegd. Zij hebben in deze reacties geen aanleiding gevonden terug te komen op hun adviezen.
2.2.2.    Onder deze omstandigheden geeft hetgeen in hoger beroep is aangevoerd naar voorlopig oordeel geen grond voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de aan het college uitgebrachte adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en het college, die adviezen in aanmerking nemend, de gevraagde vergunning bij de afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Er bestaat daarom geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geen stand zal houden, althans dat geoordeeld zal worden dat de vergunning niet verleend had mogen worden.
2.3.    Het waterschap heeft ter zitting te kennen gegeven dat het geen spoedeisend belang heeft bij opheffing van de opschorting van de werking van de vergunning, voor zover deze de wijziging van de rechthoekige vijver betreft.
2.4.    De Voorzitter ziet in het hiervoor overwogene aanleiding tot het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft de opschorting van de bij het besluit van 26 juni 2007 aan het waterschap verleende vergunning op, behalve voor zover deze de wijziging van de rechthoekige vijver betreft.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Rop
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2007
417.