ECLI:NL:RVS:2007:BB8816
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging geldigheidsduur verblijfsvergunning regulier en inmenging in familie- en gezinsleven
In deze zaak heeft de Raad van State op 13 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van de verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De appellante had een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning, die was verleend met als beperking verblijf bij haar echtgenoot. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie had deze aanvraag op 21 juli 2006 afgewezen, waarna de appellante bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 25 januari 2007 door de minister van Justitie ongegrond verklaard. De rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, verklaarde het beroep van appellante op 17 juli 2007 ongegrond.
De Raad van State oordeelde dat de afwijzing van de verlenging van de verblijfsvergunning geen strijd opleverde met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van inmenging in het gezinsleven niet alleen het doel van de eerdere verblijfstitel van belang is, maar ook de feitelijke mogelijkheid van de vreemdeling om zijn familie- en gezinsleven uit te oefenen. De appellante had niet aannemelijk gemaakt dat haar familie- en gezinsleven met haar broer in het geding was, aangezien haar aanvraag uitsluitend gericht was op verlenging van de verblijfsvergunning in verband met haar echtgenoot.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van gronden. De grieven van appellante werden verworpen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de voorzitter en de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak aanwezig waren, evenals een ambtenaar van Staat.