ECLI:NL:RVS:2007:BB6329

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700969/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor geluidscherm op agrarisch perceel in Panningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 12 december 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 19 juli 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Helden was verleend aan de coöperatie 'Boerenbond Helden en omstreken' voor het plaatsen van een geluidscherm op het perceel Steenstraat 74 te Panningen. Appellant betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het college het bouwplan ten onrechte in overeenstemming met het bestemmingsplan had geacht, en dat de bouwvergunning geweigerd had moeten worden. Hij verwees naar afspraken die in het verleden waren gemaakt over de verlenging van het geluidscherm.

De Raad van State heeft de zaak op 2 oktober 2007 behandeld. Tijdens de zitting zijn appellant, het college en de vergunninghoudster vertegenwoordigd door hun respectieve ambtenaren en een vertegenwoordiger van de vergunninghoudster gehoord. De Raad van State overwoog dat het bouwplan voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan, dat de bouwmogelijkheden niet beperkt waren tot de bestaande bebouwing en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college gehouden was de bouwvergunning te verlenen. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van de verleende bouwvergunning en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de bestemmingsplannen en de bijbehorende voorschriften.

Uitspraak

200700969/1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1756 van de rechtbank Roermond van 12 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Helden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helden (hierna: het college) aan de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid "Boerenbond Helden en omstreken" (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een geluidscherm op het perceel Steenstraat 74 te Panningen
(hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2006, verzonden op 27 december 2006, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 1 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Vergunninghoudster is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Bij brief van 26 april 2007 heeft appellant nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2007, waar appellant, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. A.P. Langerak en J.W.M. van der Biesen, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door P.J. Wulms.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in het verlengen van een reeds op het perceel aanwezig geluidscherm.
2.2.    Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.3.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Panningen, 1e partiële herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch nevenbedrijf Ah(n)".
Ingevolge artikel 2.30, eerste lid, van de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften (hierna: de planvoorschriften), voor zover thans van belang, zijn de tot "Agrarisch nevenbedrijf Ah(n)" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van een bedrijf, waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht door bewerking of verwerking of door opslag, vervoer of verhandeling van producten die in een agrarisch bedrijf zijn voortgebracht, alsmede de handel in land- en tuinbouwgereedschappen, machines en producten, welke in hoofdzaak op het agrarisch bedrijf worden voortgebracht.
Ingevolge artikel 2.30, tweede lid, van de planvoorschriften zijn op gronden met de bestemming "Agrarisch nevenbedrijf Ah(n)" ten behoeve van het in artikel 2.30, lid 1, genoemde bedrijf toegelaten:
a. bedrijfsgebouwen, geen woning zijnde;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. tuinen en erven;
d. bijbehorende voorzieningen,
waarbij bij de inrichting rekening dient te worden gehouden met de indeling zoals weergegeven op bijlage 2 van deze voorschriften met dien verstande, dat gebouwen voor detailhandel en productie alleen mogen worden gebouwd op de daarvoor aangeven gedeelten.
Ingevolge artikel 2.30, derde lid, onder B, van de planvoorschriften gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen:
1. de hoogte bedraagt niet meer dan 25 meter;
2. zij dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
2.4.    Appellant betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het bouwplan ten onrechte in overeenstemming met het bestemmingsplan heeft geacht, zodat de bouwvergunning geweigerd had moeten worden. Daartoe voert hij aan dat tijdens overleggen die in het verleden hebben plaatsgevonden in de werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeente, vergunninghoudster en omwonenden van het perceel, is afgesproken dat het reeds op het perceel aanwezig geluidscherm nooit zou worden verlengd. In dit verband wijst appellant op de kaart die als bijlage 2 bij artikel 2.30, tweede lid, van de planvoorschriften is opgenomen en de bij het bestemmingsplan behorende toelichting (hierna: de plantoelichting), waarin volgens hem die afspraak is neergelegd.
2.5.    Dit betoog slaagt niet. Bijlage 2, waarnaar artikel 2.30, tweede lid, van de planvoorschriften verwijst, betreft een kaartje met de bebouwing en indeling met maximale goot- en nokhoogten op het perceel, waarbij wordt verwezen naar het raadsbesluit (bijlage 14 van de plantoelichting). Bij dit raadsbesluit is het bestemmingsplan vastgesteld. In het raadsbesluit wordt geen melding gemaakt van een geluidscherm. In de bijlage 2 is het bestaande geluidscherm noch de verlenging daarvan, zoals begrepen in het bouwplan, opgenomen. Anders dan appellant veronderstelt, kan uit het ontbreken van weergave van het bestaande geluidscherm en de aan de orde zijnde verlenging daarvan op de kaart, niet worden afgeleid dat de verlenging van het geluidscherm om die reden niet is toegestaan. Weliswaar staat in de plantoelichting vermeld dat in het bestemmingsplan is voorzien in beperkte bouwmogelijkheden, te weten alleen de bestaande bebouwing en de nieuwbouw van de opslagloods, maar daaraan komt geen doorslaggevende betekenis toe, nu artikel 2.30, tweede lid, van de planvoorschriften nadrukkelijk ruimere bouwmogelijkheden kent. Zowel bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, en bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan. Nu het bouwplan voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.30, tweede lid, en 2.30, derde lid, en onder B, van de planvoorschriften, luidt de conclusie dat het bouwplan niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Gelet op het dwingend bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet heeft de rechtbank dan ook met juistheid overwogen dat het college gehouden was de gevraagde bouwvergunning te verlenen.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers    w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2007
163-328-552.