ECLI:NL:RVS:2007:BB3841

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701791/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • W. Konijnenbelt
  • K.J.M. Mortelmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verstrekking van gegevens op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant. De zaak betreft een verzoek van [verzoeker] om verstrekking van gegevens op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, dat door de korpschef op 24 april 2006 was afgewezen. De korpsbeheerder weigerde ook het bezwaarschrift van [verzoeker] in behandeling te nemen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Breda. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de beslissing van de korpsbeheerder, met de opdracht om een nieuwe beslissing te nemen. De korpsbeheerder ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit van de korpsbeheerder niet in stand kon blijven. De korpsbeheerder had de weigering van de gemachtigde Van Drunen om op te treden voor [verzoeker] als reden gebruikt om het bezwaarschrift niet in behandeling te nemen. De Raad van State stelde vast dat de weigering van de gemachtigde niet als grondslag kon dienen voor het niet in behandeling nemen van het bezwaarschrift, omdat [verzoeker] niet de gelegenheid had gekregen om de procedure zelf of met een andere gemachtigde voort te zetten.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de korpsbeheerder tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker]. Tevens werd een griffierecht opgelegd aan de korpsbeheerder. De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor belanghebbenden om hun rechten te verdedigen, ook als hun gemachtigde is geweigerd.

Uitspraak

200701791/1.
Datum uitspraak: 19 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/3176 van de rechtbank Breda van 27 februari 2007 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2006 heeft de korpschef van de politieregio Midden en West Brabant een verzoek van [verzoeker] om verstrekking van gegevens krachtens de Wet openbaarheid van bestuur afgewezen.
Bij besluit van 2 juni 2006 (zonder kenmerk), gericht aan mr. H. van Drunen (hierna: Van Drunen), heeft appellant (hierna: de korpsbeheerder) geweigerd het daartegen door Van Drunen namens [verzoeker] ingediende bezwaarschrift in behandeling te nemen.
Bij uitspraak van 27 februari 2007, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de korpsbeheerder opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief van 9 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de korpsbeheerder. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2007, waar de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. L.W.H. van den Berg en drs. P.J.J.M. van der Heijden, beiden juridisch medewerker bij de politieregio Midden en West Brabant, en [verzoeker], vertegenwoordigd door Van Drunen, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 7 april 2006, waarvan [verzoeker] bij brief van 11 april 2006 in kennis is gesteld, heeft de korpsbeheerder Van Drunen geweigerd als gemachtigde voor de duur van één jaar voor alle procedures. Bij besluit van 2 juni 2006 met kenmerk RMWB06/553 heeft de korpsbeheerder het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 24 april 2006 heeft de korpsbeheerder het door [verzoeker] ingediende verzoek van 18 april 2006 om verstrekking van gegegevens afgewezen. Bij besluit van 2 juni 2006 (zonder kenmerk) heeft de korpsbeheerder geweigerd het daartegen door Van Drunen namens [verzoeker] ingediende bezwaarschrift in behandeling te nemen, onder verwijzing naar zijn besluit van "11 april 2006" (lees: 7 april 2006).
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dit besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de rechtbank (lees: de voorzieningenrechter van de rechtbank) bij uitspraak van 25 augustus 2006 een gelijkluidend besluit met betrekking tot Van Drunen, gericht aan een derde, naar aanleiding van een door die derde ingesteld beroep heeft vernietigd.
2.2.    De korpsbeheerder betoogt dat de rechtbank ten onrechte de formele rechtskracht van zijn besluit van 2 juni 2006 met kenmerk RMWB06/553 heeft doorbroken. Nu [verzoeker] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om daartegen in beroep te komen, moet volgens de korpsbeheerder van de juistheid ervan worden uitgegaan.
2.2.1.    Anders dan de korpsbeheerder betoogt is de aangevallen uitspraak niet in strijd met de formele rechtskracht van het besluit van 2 juni 2006 met kenmerk RMWB06/553. De weigering van Van Drunen als gemachtigde van (onder anderen) [verzoeker] is gebaseerd op artikel 2:2, eerste lid, van de Awb. Een dergelijke weigering moet geacht worden enkel werking te hebben jegens de geweigerde persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan. De belanghebbende die zich in een procedure heeft laten vertegenwoordigen door een geweigerde gemachtigde, dient dan ook in de gelegenheid te worden gesteld om deze procedure hetzij zelf, hetzij met een andere gemachtigde, voort te zetten. De weigering van de gemachtigde als zodanig kan niet als grondslag dienen om het bezwaarschrift van de belanghebbende niet in behandeling te nemen. Gelet hierop en op het feit dat niet is gebleken dat [verzoeker] gelegenheid is geboden de procedure zelf of met een andere gemachtigde voort te zetten, kan de omstandigheid dat Van Drunen is geweigerd als gemachtigde op te treden namens (onder anderen) [verzoeker] niet dienen als grondslag voor het niet in behandeling nemen van het bezwaarschrift van [verzoeker]. De rechtbank heeft derhalve terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat het besluit van 2 juni 2006 (zonder kenmerk) geen stand kan houden.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4.    De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Midden en West Brabant aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    bepaalt dat van de politieregio Midden en West Brabant een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Können
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2007
301-497.