ECLI:NL:RBOVE:2024:4753

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
ak_24_2628 en ak_24_2629
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet tijdig beslissen door het UWV en weigering gemachtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van eiseres tegen het UWV behandeld. Eiseres heeft in maart en april 2024 aanvragen ingediend voor uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het UWV heeft echter de gemachtigde van eiseres geweigerd, wat heeft geleid tot vertraging in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt dat het UWV eiseres voldoende heeft geïnformeerd over de weigering van de gemachtigde en haar de kans heeft gegeven om de aanvragen zelf of met een andere gemachtigde voort te zetten. Aangezien eiseres hier geen gehoor aan heeft gegeven, is de rechtbank van mening dat de vertraging in de besluitvorming aan haar zelf moet worden toegerekend. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn nog niet is verstreken en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen niet kan uitvoeren. De uitspraak benadrukt het belang van de ingebrekestelling en de gevolgen van het niet tijdig indienen daarvan. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 24/2628 en ZWO 24/2629

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: [naam],
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),

gemachtigde: drs. G.A. Tellinga.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvragen van 14 maart 2024 om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en van 23 april 2024 om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft de beroepen op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het UWV deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met berichtgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Gelet op het door eiseres ingevulde en ondertekende formulier, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek in deze zaak toe te wijzen.
Weigering gemachtigde
3.1
Op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan door een gemachtigde of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging kan verlangen.
3.2
Ingevolge artikel 2:2, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de belanghebbende en de in het eerste lid bedoelde persoon van de weigering onverwijld schriftelijk in kennis worden gesteld.
3.3
Ingevolge rechtspraak heeft de weigering van een gemachtigde op grond van artikel 2:2 van de Awb enkel werking jegens de geweigerde persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan. Degene die zich in een procedure door een geweigerde gemachtigde laat vertegenwoordigen dient in de gelegenheid te worden gesteld om die procedure hetzij zelf, hetzij met een andere gemachtigde voort te zetten. De weigering van de gemachtigde als zodanig kan niet als grondslag dienen om het bezwaarschrift van de belanghebbende niet in behandeling te nemen. [1]
3.4
Het UWV heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 18 oktober 2023 meegedeeld dat hij door het UWV niet langer wordt geaccepteerd als gemachtigde van eiseres.
De rechtbank zal in het kader van dit beroep geen oordeel geven over de vraag of het UWV [naam] heeft kunnen weigeren als gemachtigde van eiseres. Deze weigering heeft ingevolge de in 3.3 genoemde rechtspraak immers alleen werking jegens hem en niet jegens eiseres.
Beroepen niet tijdig beslissen
4.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene tegen dat niet tijdig beslissen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
4.2
Uit de gedingstukken en uit de ter zitting door het UWV overgelegde stukken, blijkt dat het UWV eiseres naar aanleiding van door [naam] ingediende aanvragen en bezwaarschrift(en) meerdere brieven heeft gestuurd, onder meer op 17 mei 2024, 21 mei 2024 en 21 juni 2024. Daarbij heeft het UWV haar meegedeeld dat [naam] niet als haar gemachtigde mag optreden. Eiseres is uitgenodigd voor gesprekken, onder meer op 17 mei 2024 en 31 mei 2024, om haar identiteit vast te stellen en om de aanvragen en bezwaarschrift(en) te bespreken, maar zij is daar niet verschenen. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het aanbod van het UWV om te beeldbellen. De rechtbank acht het redelijk dat het UWV eiseres heeft verzocht te verschijnen voor een gesprek, dan wel te beeldbellen.
Het UWV heeft eiseres met de genoemde brieven voldoende geïnformeerd over de weigering van [naam] als haar gemachtigde door het UWV en heeft haar hiermee tevens voldoende in de gelegenheid gesteld de aanvragen zelf, hetzij met een andere gemachtigde, voort te zetten.
4.3
Omdat eiseres geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van het UWV om zelf op een gesprek te verschijnen, dan wel te beeldbellen met het UWV, is de rechtbank van oordeel dat, voor zover sprake is van vertraging in de besluitvorming, dit aan haar zelf moet worden toegerekend. Dit heeft tot gevolg dat de termijn voor het geven van een beschikking op grond van artikel 4:15, tweede lid, onder b, van de Awb wordt opgeschort. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de termijn om op de aanvragen te beslissen nog niet is verstreken. Het is aan eiseres om alsnog zelf contact op te nemen met het UWV, zodat het UWV de aanvragen in behandeling kan nemen. De beslistermijn zal dan gaan lopen.
4.4
Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit geldt ook als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. De ingebrekestelling ten aanzien van de ZW-aanvraag is op 15 april 2024 en derhalve, vanwege de hiervoor genoemde opschorting van de beslissingstermijn, te vroeg verstuurd. Ten aanzien van de WIA-aanvraag is de rechtbank niet gebleken van een ingebrekestelling.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 19 september 2007 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2007:BB3841.
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb