ECLI:NL:RVS:2007:BB2540
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- M.A.A. Mondt Schouten
- Rechtspraak.nl
Uitspraken over opvang van asielzoekers en wijziging van de Rva 2005
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had een aanvraag ingediend voor verstrekkingen op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), maar deze aanvraag werd afgewezen door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de Rva 2005, die op 7 september 2006 was vastgesteld, rechtmatig was. Deze wijziging hield in dat asielzoekers die hun aanvraag indienen via een 14-1 brief geen aanspraak op opvang kunnen maken. Appellant stelde dat deze wijziging in strijd was met de Europese Richtlijn 2003/9/EG, die minimumnormen voor de opvang van asielzoekers vaststelt. De Raad van State oordeelde dat de minister op basis van artikel 16 van de Richtlijn de mogelijkheid had om in de nationale regelgeving onderscheid te maken tussen verschillende categorieën asielzoekers. De Raad van State bevestigde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de wijziging van de Rva 2005 niet in strijd was met de Richtlijn en dat er geen grond was voor het oordeel dat het non-discriminatiebeginsel was geschonden. De grieven van appellant werden verworpen en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.