ECLI:NL:RVS:2007:BB2464

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700514/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor het doden van wilde eenden ter voorkoming van schade aan gewassen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van gedeputeerde staten van Fryslân tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden. Het college had op 19 april 2005 een ontheffing verleend voor het doden van wilde eenden, met als doel belangrijke schade aan gewassen te voorkomen. De stichting 'Stichting de Faunabescherming' had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank op 1 juni 2006, waarin het beroep van de stichting gegrond werd verklaard en het besluit van het college werd vernietigd. Het college heeft vervolgens op 10 oktober 2006 een nieuw besluit genomen, maar ook dit werd door de voorzieningenrechter op 17 november 2006 vernietigd. Het college heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 12 juni 2007 is het hoger beroep behandeld. Het college betoogde dat de voorzieningenrechter had miskend dat bij het nieuwe besluit op bezwaar rekening was gehouden met eerdere uitspraken van de Afdeling. De Raad van State oordeelde echter dat het college de eerdere rechtsoordelen van de rechtbank diende te volgen, aangezien het college geen hoger beroep had ingesteld tegen de uitspraak van 1 juni 2006. De Raad van State bevestigde dat het college de gebreken in het eerdere besluit onvoldoende had hersteld en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat het nieuwe besluit op bezwaar niet voldeed aan de vereisten.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200700514/1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/2317 en 06/2318 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 17 november 2006 in het geding tussen:
de stichting "Stichting de Faunabescherming",
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2005 heeft appellant (hierna: het college) op grond van artikel 68, eerste lid, aanhef en onder a, van de Flora- en faunawet een ontheffing onder voorwaarden verleend voor het doden van wilde eenden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen op percelen in het werkgebied van de Faunabeheereenheid Fryslân.
Bij besluit van 21 juli 2005 heeft het college het door de stichting "Stichting de Faunabescherming"(hierna: de stichting) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2006 heeft de rechtbank Leeuwarden, voor zover thans van belang, het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.
Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft het college het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2006, verzonden op 8 december 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 16 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. W.H.L. Oostra en S. Marra, ambtenaren van de provincie, en de stichting, vertegenwoordigd door A.P. de Jong, gemachtigde, zijn verschenen. Voorts is daar de Faunabeheereenheid Fryslân, vertegenwoordigd door B. Schmidt, gemachtigde, gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het college betoogt, kort weergegeven, dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat bij het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar rekening is gehouden met het oordeel van de Afdeling, zoals neergelegd in de uitspraken van 19 juli 2006 in twee zaken met de nrs.
200510316/1en
200600277/1, waarin eveneens de toepassing van artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet door het college aan de orde was.
2.2.    Dit betoog faalt. Het college heeft berust in de uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2006 en diende derhalve het nieuwe besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak door de rechtbank is overwogen. De voorzieningenrechter is er in de thans aangevallen uitspraak dan ook terecht van uitgegaan dat het niet instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2006 tot gevolg heeft dat deze uitspraak voor het college bindend was en dat het college de daarin uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven rechtsoordelen onverkort diende te volgen bij het nemen van zijn nieuwe besluit op bezwaar. Dat de Afdeling in twee uitspraken van 19 juli 2006 naar het oordeel van het college blijk gaf van andere inzichten dan die welke aan de uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2006 ten grondslag liggen, kan, wat daar ook van zij, aan het voorgaande niet afdoen.
De Afdeling is voorts van oordeel dat de voorzieningenrechter in de thans aangevallen uitspraak terecht en op goede gronden heeft overwogen dat het college bij het nieuw genomen besluit op bezwaar de eerder gegeven rechtsoordelen onvoldoende heeft geëerbiedigd en de in de eerdere uitspraak geconstateerde gebreken onvoldoende heeft hersteld. De Afdeling maakt deze overwegingen dan ook tot de hare.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Scheerhout
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007
318