ECLI:NL:RVS:2007:BB1830
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- C.H.M. van Altena
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en meldingsplicht in het Schengengebied
In deze zaak heeft de vreemdeling gesteld dat hij over een verblijfsvergunning voor Italië beschikt, waardoor hij rechtmatig in Nederland zou kunnen verblijven en vrij zou mogen reizen binnen het Schengengebied. Echter, het is niet in geschil dat de vreemdeling zich niet binnen de vereiste termijn van drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland heeft gemeld bij de korpschef. Dit is een schending van de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 4.48, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Hierdoor is de vreemdeling niet in aanmerking gekomen voor de vrije termijn zoals bedoeld in artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Raad van State heeft het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage vernietigd. De rechtbank had eerder de opheffing van de vreemdelingenbewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan de vreemdeling. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de meldingsplicht en dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor de vrijstelling van de meldingsplicht.
De Raad van State heeft het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 16 juni 2007 ongegrond verklaard en er is geen grond voor schadevergoeding. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2007.