ECLI:NL:RVS:2007:BA9818

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200609333/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht inzake vrijstelling voor reconstructie verkeersknooppunt Majella

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het college had op 16 januari 2006 voorwaardelijk vrijstelling verleend aan het Ingenieursbureau Utrecht voor de reconstructie van delen van de Vleutenseweg, Thomas à Kempisweg en Spinozaweg te Utrecht, gelegen aan het verkeersknooppunt Majella. Het bewonerscomité Ronduit Weg had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 17 juli 2006 niet-ontvankelijk. De rechtbank Utrecht oordeelde op 3 november 2006 dat het bezwaar van het bewonerscomité gegrond was en vernietigde de beslissing van het college, waarbij het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 3 juli 2007 werd het college vertegenwoordigd door mr. H.P. de Keijzer en mr. E.J.B. Rooker, terwijl het bewonerscomité werd vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten. Het college betoogde dat het bewonerscomité niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de vrijstelling geen negatieve gevolgen zou hebben voor het woonklimaat en de leefbaarheid in de wijk Oog in Al. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het bewonerscomité wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat de reconstructie van het verkeersknooppunt directe gevolgen kan hebben voor de verkeerssituatie in de wijk.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in de proceskosten van het bewonerscomité moest worden veroordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2007.

Uitspraak

200609333/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. SBR 06/3122 van de rechtbank Utrecht van 3 november 2006 in het geding tussen:
Stichting Bewonerscomité Ronduit Weg,
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2006 heeft appellant (hierna: het college) aan het Ingenieursbureau Utrecht voorwaardelijk vrijstelling verleend voor het reconstrueren van aan het verkeersknooppunt Majella gelegen gedeelten van de Vleutenseweg, de Thomas à Kempisweg en de Spinozaweg te Utrecht (hierna: het verkeersknooppunt).
Bij besluit van 17 juli 2006 heeft het college het door Stichting Bewonerscomité Ronduit Weg (hierna: het bewonerscomité) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 november 2006, verzonden op 13 november 2006, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door het bewonerscomité ingestelde beroep gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 22 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 februari 2007 heeft het bewonerscomité van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn bij brief van 22 juni 2007 nadere stukken ontvangen van het bewonerscomité. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. H.P. de Keijzer en mr. E.J.B. Rooker, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Voorts is als partij gehoord het bewonerscomité, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, werkzaam bij Bureau Rechtsbescherming te Utrecht. Het college van gedeputeerde staten van Utrecht is met kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het project waarvoor met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling is verleend, omvat de ontwikkeling van het gebied rond het verkeersknooppunt en betreft een reconstructie van het wegprofiel waarbij een nieuwe verbindingsweg, een zogenoemde bypass, wordt aangelegd tussen de Vleutenseweg en de Thomas à Kempisweg. Ook wordt in dit gebied een nieuwe vrije busbaan aangelegd voor openbaar vervoer van en naar de wijk "Leidsche Rijn".
De in de wijk "Oog in Al" gelegen route Pijperlaan, Haydnlaan en Lessinglaan ligt in het verlengde van de Spinozaweg die uitkomt op het verkeersknooppunt.
2.2.    Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bewonerscomité niet als belanghebbende bij de verlening van de vrijstelling kan worden aangemerkt. Daartoe voert het college aan dat het vrijstellingsbesluit niet tot gevolg zal hebben dat het woonklimaat en de leefbaarheid in de wijk "Oog in Al" zal verslechteren.
2.2.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2.2.    Het bewonerscomité stelt zich blijkens artikel 2 van zijn statuten ten doel de leefbaarheid van de woonwijk "Oog in Al" te bevorderen en te beschermen, in het bijzonder ten aanzien van de verbetering van de verkeerssituatie in al zijn aspecten.
2.2.3.    Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 5 april 2006, in zaak no.
200506847/1heeft overwogen, is voor de beantwoording van de vraag of het bewonerscomité als belanghebbende in de zin van de Awb kan worden aangemerkt van belang, of sprake is van een bepaalbare wijziging van de verkeerssituatie in de wijk "Oog in Al" en daarmee van de leefbaarheid ter plaatse.
2.2.4.    Uit de door het college in beroep overgelegde berekeningen blijkt dat de reconstructie van het verkeersknooppunt directe gevolgen kan hebben voor de verkeerssituatie in de wijk "Oog in Al". Hieruit volgt dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het belang van het bewonerscomité op grond van artikel 1:2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1:2, derde lid, van de Awb rechtstreeks is betrokken bij de verlening van de vrijstelling. Het betoog van het college faalt.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van het bewonerscomité te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in de door het bewonerscomité in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Utrecht te worden betaald aan het bewonerscomité.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel     w.g. Lodder
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007
17-430.