ECLI:NL:RVS:2007:BA8688

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606503/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opheffing voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Wooncentrum in St. Annaparochie

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2007 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening was eerder getroffen op 4 december 2006, waarbij het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 18 juli 2006, dat een bestemmingsplan voor een Wooncentrum in St. Annaparochie goedkeurde, was geschorst. De schorsing was ingesteld vanwege onduidelijkheid over de toekomstige geluidssituatie en de mogelijke onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Wooncentrum (WC)".

De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. P. Woudstra, vroeg om opheffing van deze schorsing. Tijdens de zitting op 18 juni 2007 werd de zaak behandeld, waarbij ook andere betrokkenen, waaronder vertegenwoordigers van de Stichting Zorggroep Noorderbreedte en de Stichting Wonen Noordwest Friesland, aanwezig waren. De Voorzitter heeft de nieuwe informatie over de geluidsproblematiek, waaronder een rapport van Lichtveld, Buis en Partners, in overweging genomen.

Desondanks was de Voorzitter van mening dat het college niet in redelijkheid kon stellen dat het besluit voldeed aan de eisen van goede ruimtelijke ordening. Er bestond gerede twijfel of het besluit de rechterlijke toets zou kunnen doorstaan. Daarom werd het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening afgewezen. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.

Uitspraak

200606503/3.
Datum uitspraak: 27 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
de gemeenteraad van het Bildt,
verzoeker opheffing schorsing
om opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 4 december 2006, in zaak no.
200606503/2, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 4 december 2006, in zaak no.
200606503/2, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) van 18 juli 2006, kenmerk 643642, geschorst voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wooncentrum (WC)", zoals aangeduid op de bij die uitspraak behorende kaart. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 13 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. P. Woudstra, werkzaam bij Buro Vijn, het college, vertegenwoordigd door A.P. Hoekstra, ambtenaar van de provincie, [verzoeker] en anderen, in de persoon van [verzoekers], bijgestaan door mr. E. Wiarda, en de Stichting Zorggroep Noorderbreedte en de Stichting Wonen Noordwest Friesland, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en [directeur] van de Stichting Zorggroep Noorderbreedte, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het college het bij besluit van 22 december 2005 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan "St. Annaparochie", goedgekeurd. Hierbij heeft het college onder meer goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Wooncentrum (WC)", voor zover dat ziet op de uitbreiding van het woonzorgcomplex gelegen tegenover onder meer de supermarkt van [verzoeker] en anderen.
Bij uitspraak van 4 december 2006 is dit besluit in zoverre geschorst in verband met de onduidelijkheid over de toekomstige geluidssituatie ter plaatse en de wijze waarop het college deze in dit geval heeft beoordeeld, alsmede gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van dat plandeel.
2.3.    De sedert de uitspraak van 4 december 2006 verkregen informatie over de geluidsproblematiek, meer in het bijzonder het rapport van Lichtveld, Buis en Partners van 12 april 2007, heeft de Voorzitter niet kunnen overtuigen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het besluit in zoverre aan de te stellen eisen voldoet. Dezerzijds bestaat gerede twijfel of het besluit van 18 juli 2006 van het college met betrekking tot dit plandeel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en of het de rechterlijke toets zal kunnen doorstaan. Onder die omstandigheden is er geen grond voor toewijzing van het verzoek.
2.4.    Het verzoek om opheffing van de bij uitspraak van 4 december 2006 getroffen voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven          w.g. Egmond
Voorzitter      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007
426