200607007/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/529 van de rechtbank Roermond van 10 augustus 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Bij besluit van 8 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) het verzoek van onder meer [appellant A] om handhavend optreden tegen het vervangen van melkglas door helder glas in de ramen van de kapverdieping in het appartementencomplex gelegen aan de Valenakkerweg 8 te Weert (hierna: het appartementencomplex) afgewezen.
Bij besluit van 6 maart 2006 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2006, verzonden op 18 augustus 2006, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 20 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 november 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2007, waar [appellant A], in persoon en bijgestaan door mr. drs. T.L. Fernig, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jans, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. [belanghebbende] is niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
Ingevolge artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet is, in afwijking van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, geen bouwvergunning vereist voor het bouwen dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder c, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb) wordt behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 4, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet aangemerkt het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
1º niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en
2º de bestaande gevelopening wijzigt niet.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college niet bevoegd was op te treden tegen het vervangen van melkglas door helder glas in de naar belending gerichte ramen in de kapverdieping van het appartementencomplex. Appellanten voeren hiertoe aan dat de bouwtekening, waarop deze ramen worden aangeduid met melkglas, deel uitmaakt van de verleende bouwvergunning en nu in strijd met de bouwvergunning is gebouwd, het college handhavend had dienen op te treden.
2.2.1. Het betoog van appellant faalt. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat volgens de bouwvergunning, waaronder de bouwtekening wordt begrepen, is gebouwd. Immers na de oplevering van het appartementencomplex is door de Afdeling Bouw- en woningtoezicht van de gemeente Weert geconstateerd dat het melkglas was aangebracht zoals aangeduid op die tekening. Nadien is, zonder bouwvergunning, de kozijninvulling veranderd. Gelet op artikel 2, aanhef en onder c, van het Bblb dient de verandering van de kozijninvulling als een verandering van beperkte betekenis te worden aangemerkt waarvoor geen bouwvergunning is vereist.
De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden.
De Afdeling merkt hierbij nog op dat zij hiermee nadrukkelijk niet in de vraag treedt of de verandering van de kozijninvulling civielrechtelijk als rechtmatig kan worden aangemerkt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007